Translation of "Goedemorgen" in German

0.020 sec.

Examples of using "Goedemorgen" in a sentence and their german translations:

- Goedemorgen!
- Goedemorgen.

Guten Morgen!

- Goedemorgen!
- Goede morgen.
- Goedemorgen.

Guten Morgen.

- Goedemorgen dames.
- Goedemorgen, dames.

Tag, die Damen!

Goedemorgen.

Guten Morgen.

Goedemorgen!

Guten Morgen!

- Goeiemorgen allemaal.
- Goedemorgen allemaal!
- Goedemorgen iedereen.

Guten Morgen zusammen.

Goedemorgen, Mike.

Guten Morgen, Mike.

Hallo! Goedemorgen!

Hallo! Guten Morgen!

Goedemorgen Tom.

Guten Morgen, Tom.

Goedemorgen, slaapkop!

Guten Morgen, Schlafmütze!

- Goedemorgen!
- Goedenavond.

- Guten Morgen!
- Guten Tag!

- Goedemorgen!
- Goedendag!

- Guten Tag!
- Guten Tag.

Goedemorgen schat.

Guten Morgen, mein Schatz!

Hallo Tom. Goedemorgen.

Hallo Tom. Guten Morgen.

Ik zei goedemorgen.

Ich habe guten Morgen gesagt.

Goedemorgen mijn zonneschijn.

Guten Morgen, mein Sonnenschein.

- Goeiemorgen allemaal.
- Goedemorgen iedereen.

Guten Morgen zusammen.

- Goedemorgen juffrouw!
- Hallo jongedame!

Guten Tag, mein Fräulein!

- Hallo, dokter!
- Goedemorgen, dokter!

- Guten Tag, Doktor!
- Guten Morgen, Herr Doktor!

- Goeiemorgen allemaal.
- Goedemorgen allemaal!

Guten Morgen zusammen.

- Goedemorgen!
- Fijne dag!
- Goedendag!

- Guten Tag!
- Guten Tag.

Alles is veranderd. -Goedemorgen, president.

-Alles ist ganz anders. -Guten Morgen, Präsident.

Goedemorgen, hoe maakt u het?

Guten Morgen! Wie geht es Ihnen?

- Hallo.
- Goedemorgen!
- Hoi.
- Hallo!
- Goedendag!

- Hallo!
- Guten Tag!
- Sers!

Goedemorgen. Hoe gaat het met je?

Guten Morgen. Wie geht's?

- Hallo.
- Goedemorgen!
- Hoi.
- Dag.
- Goedemiddag.
- Goedendag!

- Hallo!
- Guten Morgen!
- Grüß Gott!
- Guten Tag!

- Goedemorgen!
- Dag!
- Hallo!
- Hi!
- Hé!
- Hai!
- Hoi!

Moin!

- Hallo.
- Goedemorgen!
- Dag!
- Hallo!
- Goede morgen.
- Goedemiddag.
- Goedendag!

Guten Morgen!

Goedemorgen, hoe kan ik u van dienst zijn?

- Guten Tag, wie kann ich Ihnen helfen?
- Guten Morgen, wie kann ich Ihnen helfen?

- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hoi, hoe gaat het?

- Hallo! Wie geht’s?
- Hallo! Wie geht es dir?

- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hé, hoe gaat het met je?

- Guten Morgen! Wie geht es Ihnen?
- Guten Tag! Wie geht es Ihnen?

- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hé, hoe gaat het met je?
- Hoi, hoe gaat het?

- Hallo! Wie geht es dir?
- Guten Tag! Wie geht es Ihnen?

- Hallo.
- Goedenavond.
- Goedenacht.
- Vaarwel.
- Hoi.
- Tot kijk.
- Dag.
- Goede morgen.
- Tot ziens.
- Goedemorgen.
- Goedemiddag.
- Goedendag.
- Doei.
- Ciao.

- Hallo!
- Tschüß.
- Tschau.
- Wiedersehen.
- Servus.
- Grüezi.
- Guten Tag.
- Auf Wiedersehen.
- Guten Morgen.
- Gute Nacht.

President, goedemorgen. Hoe voelt u zich deze laatste minuten als president? Het voelt hetzelfde als elke andere dag.

Präsident, guten Morgen. Wie fühlen Sie sich in Ihren letzten Amtsminuten? So wie an jedem anderen Tag auch.