Translation of "Hotel" in English

Dat is een hotel.

- This is a hotel.
- That is a hotel.
- That's a hotel.

Waar is het hotel?

Where is the hotel?

Hoe heet je hotel?

What's the name of your hotel?

Dit hotel is duur.

This hotel is expensive.

- Zit jij in dit hotel?
- Verblijft u vannacht in dit hotel?

Are you staying at this hotel?

- We overnachtten in een goedkoop hotel.
- We hebben in een goedkoop hotel overnacht.
- We verbleven in een goedkoop hotel.

We spent the night in a cheap hotel.

- Vroeger was hier ergens een hotel.
- Hier ongeveer stond vroeger een hotel.

- There used to be a hotel about here.
- There used to be a hotel around here.

- Kunt u mij een hotel aanbevelen?
- Kan u mij een hotel aanraden?

Can you recommend a hotel?

- Dit hotel is vorig jaar gebouwd.
- Dit hotel werd vorig jaar gebouwd.

This hotel was built last year.

- Dat hotel ligt op een heuvel.
- Het hotel ligt op een heuvel.

This hotel is situated on a hill.

Het hotel was in zicht.

The hotel was in sight.

Het hotel is daar beneden.

The hotel is down there.

Uiteindelijk bereikte hij het hotel.

He finally reached the hotel.

Hij bleef in het hotel.

- He stayed in the hotel.
- He stayed at the hotel.

Zitten we in hetzelfde hotel?

Are we in the same hotel?

Mijn oom runt een hotel.

My uncle runs a hotel.

Ze eten in het hotel.

They take their meals at the hotel.

Ik woon in een hotel.

I live in a hotel.

Ik ben in het hotel.

I'm at the hotel.

Het hotel zit vol buitenlanders.

- The hotel's full of foreigners.
- The hotel is full of foreigners.

Dit hotel heeft gratis wifi.

This hotel has free Wi-Fi.

Is dit soms ons hotel?

Is this our hotel?

Zit jij in dit hotel?

Are you staying at this hotel?

Ik woon in dit hotel.

I live in this hotel.

Ik kom naar het hotel.

I'm coming to the hotel.

Mijn oom heeft een hotel.

My uncle runs a hotel.

Heeft dit hotel een sauna?

Does this hotel have a sauna?

Hij moet een hotel vinden.

He needs to find a hotel.

Er is daar een hotel.

- There's a hotel there.
- There's a hotel over there.

- We overnachtten in een goedkoop hotel.
- We hebben in een goedkoop hotel overnacht.

We spent the night in a cheap hotel.

- Ik wil overnachten in het Hilton Hotel.
- Ik wil overnachten bij het Hilton Hotel.

I want to stay at the Hilton Hotel.

- Is er een kapper in het hotel?
- Is er een kapsalon in het hotel?

Is there a hairdresser in the hotel?

Neem een taxi naar het hotel.

Take a taxi to the hotel.

Het hotel staat op een berg.

The hotel stands on a hill.

Hoe kan ik het hotel bereiken?

How can I reach the hotel?

Ze is nu in het hotel.

- She's at the hotel now.
- He's at the hotel now.

Dit hotel is vorig jaar gebouwd.

This hotel was built last year.

Vroeger was hier ergens een hotel.

There used to be a hotel around here.

Waarom bevalt dit hotel Tom niet?

Why doesn't Tom like this hotel?

We overnachtten in een goedkoop hotel.

We spent the night in a cheap hotel.

Hier ongeveer stond vroeger een hotel.

- There used to be a hotel about here.
- There used to be a hotel around here.

Ons hotel ligt naast de kust.

Our hotel faces the coast.

Kunt u mij een hotel aanbevelen?

Can you recommend a hotel?

Bent u tevreden over het hotel?

Are you satisfied with the hotel?

Dit is een hotel, geen bordeel.

This is a hotel, not a brothel.

Ik kan een goed hotel aanbevelen.

I can recommend a good hotel.

Kan u mij een hotel aanraden?

Can you recommend a hotel?

Tom kwam aan in het hotel.

Tom arrived at the hotel.

Tom kon achter het hotel parkeren.

Tom was able to park behind the hotel.

Is het hotel ver van hier?

Is the hotel far from here?

Het hotel is vol van buitenlanders.

The hotel's full of foreigners.

Wij reden terug naar het hotel.

We drove back to the hotel.

Mag ik een ander hotel aanbevelen?

May I recommend another hotel?

Het hotel ligt tegenover het meer.

The hotel fronts the lake.

Tom was niet in het hotel.

Tom wasn't at the hotel.

Ze liep terug naar haar hotel.

She walked back to her hotel.

We willen naar het hotel gaan.

We want to go to the hotel.

We verblijven in het Hilton Hotel.

We're staying at the Hilton Hotel.

Dat hotel ligt op een heuvel.

This hotel is situated on a hill.

Ligt het hotel dicht bij het vliegveld?

Is the hotel close to the airport?

Het is niet ver van het hotel.

It is not far away from the hotel.

Tom heeft een reservering bij dit hotel.

Tom has a reservation at this hotel.

Hij en ik verbleven in het hotel.

He and I stayed at the hotel.

We hebben in een goedkoop hotel overnacht.

We spent the night in a cheap hotel.

Breng me alstublieft naar het Grand Hotel.

Please take me to the Grand Hotel.

Ik wil naar een hotel toe gaan.

I want to go to a hotel.