Translation of "Echtpaar" in English

0.003 sec.

Examples of using "Echtpaar" in a sentence and their english translations:

We zijn een echtpaar.

- We are a couple.
- We're a couple.

- Het oude echtpaar had geen kinderen.
- Het bejaarde echtpaar had geen kinderen.

The old couple had no children.

Dat echtpaar is voor elkaar geschapen.

That couple was made for each other.

- Het oude koppel had geen kinderen.
- Het oude echtpaar had geen kinderen.
- Het bejaarde echtpaar had geen kinderen.

The old couple had no children.

- We zijn een echtpaar.
- Wij zijn man en vrouw.

- We are husband and wife.
- We're husband and wife.

- We zijn een echtpaar.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

- We are husband and wife.
- We are a couple.
- We're a couple.
- We're husband and wife.

Voor mij is er niets zo hartverwarmend als een oud echtpaar dat hand in hand over straat loopt.

Nothing seems so tender to me as an old couple walking down the street holding hands.

- We zijn een echtpaar.
- We zijn getrouwd.
- Wij zijn getrouwd.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

- We are husband and wife.
- We're married.

- Niets lijkt me tederder dan een oud koppel dat hand in hand door de straat wandelt.
- Voor mij is er niets zo hartverwarmend als een oud echtpaar dat hand in hand over straat loopt.

Nothing seems so tender to me as an old couple walking down the street holding hands.