Examples of using "غني" in a sentence and their dutch translations:
Mijn vader is rijk.
Mijn oom is rijk.
- U bent rijk.
- Jullie zijn rijk.
- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.
- Hij is rijk geworden.
- Hij werd rijk.
- Ik weet dat je rijk bent.
- Ik weet dat ge rijk zijt.
- Ik weet dat u rijk bent.
- Ik weet dat jullie rijk zijn.
Sinaasappels zijn rijk aan vitamine C.
Ze trouwde met een rijke man.
Hij is rijk maar hij is niet gelukkig.
Hij is rijk maar hij is niet gelukkig.