Examples of using "أكل" in a sentence and their dutch translations:
- Ik hou van lasagne.
- Ik ben dol op lasagne.
Wie heeft het brood opgegeten?
Hij at de appel.
Ik verminder het aantal zoetigheden.
Japanners eten graag tonijn.
Het is tijd voor vis. O, ja.
Hij is een schorpioenetende specialist.
- Kan je rauwe oesters eten?
- Kunt u rauwe oesters eten?
- Kunnen jullie rauwe oesters eten?
Zo veel om te eten. Zo weinig tijd.
Ik eet graag watermeloen.
- Vind je appels lekker?
- Hou je van appels?
Dus als je de keus hebt, laat de eieren dan staan.
Kiezen we voor het rauwe ei? Of voor de gaspeldoorn?
Tom houdt niet van kaas.
Ze kunnen elk in slechts een paar uur 20 kilo pompoenen wegwerken.
Dat betekent dat ze elke nacht meer dan 20.000 calorieën moeten eten.
Mijn vader eet niet veel fruit.