Examples of using "Yanıma" in a sentence and their dutch translations:
Maar als ze naast me zaten,
- Ze zat naast me.
- Ze zat naast mij.
- Zij ging naast mij zitten.
- Ken zette zich naast mij.
- Ken zat naast me.
- Je kan naast me zitten.
- Je mag naast me zitten.
Kom bij me zitten.
Hij ging naast me zitten.
Toen ging Chas naast me zitten.
Ik belde mijn man, die zich naar mij toe haastte,
...stormde op me af... ...en greep me vast.
Een oude man zat naast mij in de bus.
Indien hij wist dat ik hier ben, zou hij onmiddellijk naar mij toe komen.
- Hoeveel geld denk je dat ik mee moet nemen?
- Hoeveel geld denkt u dat ik mee moet nemen?
- Hoeveel geld denken jullie dat ik mee moet nemen?
Ik neem meestal een tijdschrift mee als ik op reis ga.
- Ik had een regenscherm, maar mijn vriend had er geen.
- Ik had een paraplu maar mijn vriend niet.
Ik had een paraplu maar mijn vriend niet.