Translation of "Telefon" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "Telefon" in a sentence and their dutch translations:

- Telefon çalışmıyor.
- Telefon bozuk.

De telefoon doet het niet.

Telefon çalıyor.

De telefoon gaat over.

Telefon kullan.

Gebruik de telefoon.

Telefon edebildim.

Ik mocht bellen.

Telefon çaldı.

- De telefoon ging.
- De telefoon rinkelde.

Telefon kırmızı.

De telefoon is rood.

- Kim telefon etti?
- Telefon eden kimdi?

- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?

- Telefon durmak bilmiyor.
- Telefon sürekli çalıyor.

De telefoon staat roodgloeiend.

- Nerede telefon açabiliriz?
- Nerede telefon edebiliriz?

Waar kunnen we telefoneren?

telefon konuşmalarının içeriği,

tot de inhoud van hun telefoongesprekken,

Sizin için telefon.

Er is telefoon voor u.

Telefon defalarca çaldı.

De telefoon rinkelde herhaaldelijk.

Telefon tekrar bozuldu.

De telefoon deed het weer niet.

Nerede telefon açabiliriz?

Waar kunnen we telefoneren?

Sana telefon edeceğim.

- Ik bel je wel.
- Ik zal je bellen.

Bazıları telefon etti.

Deze en gene hebben gebeld.

Telefon tekrar çaldı.

- De telefoon ging weer.
- De telefoon ging opnieuw.
- De telefoon rinkelde opnieuw.

Telefon numaran nedir?

- Wat is jouw telefoonnummer?
- Wat is uw telefoonnummer?
- Wat is jullie telefoonnummer?

Tom'a telefon ettim.

Ik belde Tom.

Ona telefon ettim.

- Ik belde haar op.
- Ik heb haar gebeld.

Telefon çaldığında banyodaydım.

- Ik was in bad toen de telefoon ging.
- Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.

Sana telefon var.

Er is telefoon voor je.

Telefon görüşmesi yaptım.

Ik heb gebeld.

Kim telefon etti?

- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?

İşte telefon numaram.

Hier is mijn telefoonnummer.

Bu telefon bozuk.

Deze telefoon doet het niet.

Ona telefon edeceğim.

- Ik zal hem even bellen.
- Ik bel hem even op.

Telefon numaranı unuttum.

- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben je telefoonnummer vergeten.

- Telefon numaran nedir?
- senin telefon numaran ne,nasıl?

Welk is je telefoonnummer?

- Telefon numaranızı alabilir miyim?
- Bana telefon numaranı verir misin?

- Mag ik je telefoonnummer?
- Kan ik je telefoonnummer krijgen?
- Mag ik je nummer?

- Telefon görüşmesi yapmam gerekiyor.
- Bir telefon araması yapmam gerekiyor.

Ik moet bellen.

- "Telefon çalıyor." "Ben bakarım."
- " Telefon çalıyor. " "Ben cevap veririm."

"De telefoon gaat over." "Ik zal hem wel opnemen."

İşte benim telefon numaram.

Hier is mijn telefoonnummer.

Ben telefon numaranızı unutuyorum.

- Ik kan me je telefoonnummer niet herinneren.
- Ik kan me uw telefoonnummer niet herinneren.
- Ik kan me jullie telefoonnummer niet herinneren.

Seni arayamadım; telefon bozuktu.

Ik kon je niet bellen. De telefoon was kapot.

Yarın bana telefon et.

Bel me morgen.

Bir telefon görüşmesi yapalım.

Laten we bellen.

Lütfen ona telefon et.

- Bel hem alsjeblieft op.
- Bel hem alstublieft op.

Ona şimdi telefon etme.

Bel haar nu niet op.

Yeni telefon rehberi burada!

Het nieuwe telefoonboek is er!

Bana telefon numaranı ver.

- Geef mij uw telefoonnummer.
- Geef me je telefoonnummer.

Telefon çaldığında banyo yapıyordum.

Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.

Duş alırken telefon çaldı.

De telefoon ging over terwijl ik onder de douche stond.

Banyo yapıyorken, telefon çaldı.

Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.

Yarın sana telefon edeceğim.

Ik zal je morgen bellen.

Senin telefon numaranı kaybettim.

Ik ben je telefoonnummer kwijtgeraakt.

Telefon birçok kez çaldı.

De telefoon ging een paar keer over.

Telefon numaram 789'dur.

Mijn telefoonnummer is 789.

Telefon numaranızı alabilir miyim?

- Mag ik je telefoonnummer?
- Mag ik je nummer?

Bir telefon rehberim yok.

Ik heb geen telefoonboek.

O bana telefon etti.

Hij heeft me opgebeld.

Onun telefon aramasını bekliyorum.

Ik wacht op zijn telefoontje.

Şimdi ona telefon etmeyin.

Bel haar nu niet op.

Telefon numaranı biliyor mu?

- Kent zij uw telefoonnummer?
- Kent ze je telefoonnummer?

Mutfakta bir telefon var.

Er is een telefoon in de keuken.

Tom'a telefon numaramı verme.

Geef mijn telefoonnummer niet aan Tom.

Telefon numarasını aldın mı?

Heb je haar telefoonnummer gekregen?

Türkçede nasıl "telefon" diyorsunuz?

Hoe zeg je "telefoon" in het Turks?

Bana telefon ettin mi?

Heb je me gebeld?

Seni arayamadım. Telefon bozuktu.

- Ik kon je niet bellen. De telefoon was buiten gebruik.
- Ik kon je niet bellen. De telefoon was kapot.

Tom Mary'ye telefon etti.

Tom belde Maria.

Banyoda otururken, telefon çaldı.

Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.

Hasta olsaydı, telefon ederdi.

Als hij ziek geweest zou zijn, dan zou hij gebeld hebben.

Bana hemen telefon etmeliydin.

Je had me direct moeten bellen.

Telefon etme de görürsün.

Als je niet belt dan zul je het merken.

Beklenenin tersine telefon etmedi.

Uiteindelijk heeft ze niet gebeld.

Tom arkadaşına telefon etti.

Tom belde zijn vriendin.

Bu kimin telefon numarası?

Wiens telefoonnummer is dat?

Ne yazık ki telefon bozuk.

Helaas was de telefoon kapot.

En yakın telefon kulübesi nerede?

Waar is de dichtstbijzijnde telefooncel?

Londra'ya gittiğinden beri telefon etmedi.

Ze heeft nog niet gebeld sinds ze naar Londen is gegaan.

Bana telefon numaranı verebilir misin?

- Kun je me je telefoonnummer geven?
- Kan je mij je telefoonnummer geven?

Bir telefon görüşmesi yapmak zorundayım.

Ik moet bellen.

- Telefonda konuştum.
- Telefon görüşmesi yaptım.

Ik heb gebeld.

Bu telefon faturasında yanlışlıklar var.

Er staan fouten in deze telefoonrekening.

Tom'un telefon numarasını biliyor musun?

Weet jij Toms telefoonnummer?

Gelmeden önce niçin telefon etmedin?

Waarom heb je niet gebeld vooraleer te komen?

En yakın telefon kulübesi nerededir?

Waar is de dichtstbijzijnde telefooncel?

Nerede bir telefon görüşmesi yapabilirim.

Waar kan ik bellen?

Hiç telefon numaranı unuttun mu?

Bent u uw telefoonnummer wel eens vergeten?

Mutfakta bir telefon var mı?

Is er een telefoon in de keuken?

Bana telefon etmenize gerek yok.

Je hoeft me niet op te bellen.

Araba bir telefon direğine çarptı.

De auto raakte een telefoonpaal.

Tom'a Mary'nin telefon numarasını verdim.

Ik heb Tom Maria's telefoonnummer gegeven.

Onun telefon numarasını bloknota yazdım.

Ik heb het telefoonnummer op het notitieblok geschreven.