Examples of using "Kredi" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb mijn kredietkaart thuis vergeten.
- Ik heb mijn creditcard thuis vergeten.
Kan ik met een kredietkaart betalen?
- Heeft u een kredietkaart?
- Heb je een creditcard?
- Heeft u een creditcard?
Accepteert u creditcards?
- Accepteert u creditcards?
- Accepteer je creditcards?
- Wij nemen kredietkaarten aan.
- Wij aanvaarden kredietkaarten.
Hij betaalde met een creditcard.
Wat ben je aan het doen met Toms creditcard?
- Tom heeft geen creditcard.
- Tom heeft geen kredietkaart.
Kan ik met een creditcard betalen?
Ik bel om te zeggen dat ik mijn kredietkaart verloren heb.
De bank leende hem vijfhonderd dollar.
Ik bel om te zeggen dat ik mijn kredietkaart verloren heb.
Hij betaalt met een kredietkaart.
Tom heeft geen gouden creditcard.
Ze heeft een Gold creditcard.
Normaal betaal ik met een kredietkaart in plaats van met baar geld.
De bank weigerde hen meer krediet te geven.
Tom heeft geen creditcard.
Ik wil betalen met een kredietkaart.
Ik ben er zeker van dat Tom nooit nog een andere lening van me zal krijgen.