Examples of using "Bomba" in a sentence and their dutch translations:
Het is een bom.
- Is het een bom?
- Is dit een bom?
Er is een bom in het vliegtuig!
Is dit een bom?
Toen de bom ontplofte, was ik daar bij toeval.
Tom is een expert in het opruimen van bommen.
Dit is een bom.
De school was gesloten wegens een bommelding.
Het andere meisje ging met een bom naar een druk café.
Er viel een grote bom, en heel veel mensen kwamen om.