Examples of using "Belki" in a sentence and their dutch translations:
- Misschien.
- Wellicht.
- Eventueel.
Alsof misschien, slechts misschien,
- Misschien hebt ge gelijk.
- Misschien heb je gelijk.
- Misschien heb je wel gelijk.
Misschien was hij ziek.
Misschien komen ze, misschien komen ze niet.
Misschien vragen ze me over jullie,
Misschien af en toe.
- Misschien was hij ziek.
- Hij was misschien ziek.
Misschien kunnen we praten.
Misschien later.
- Misschien moeten we praten.
- Misschien zouden we moeten praten.
Misschien heb ik overdreven.
Ik zal misschien blijven.
- Misschien slaag je.
- Misschien zal je slagen.
- Misschien zal het je lukken.
- Misschien hebt ge gelijk.
- Misschien heb je gelijk.
- Misschien heb je wel gelijk.
- Misschien moet je naar bed.
- Misschien kan je maar beter naar bed gaan.
Misschien had ik het mis.
Misschien is het waar.
Of niet.
En misschien denk je:
- Misschien zijn ze blij.
- Misschien zijn ze gelukkig.
Misschien zijn ze gelukkig.
- Misschien komt Jane.
- Misschien zal Jane komen.
Misschien kan je me niet horen.
Je zou het misschien moeten vragen.
- Misschien zou je weg moeten gaan.
- Misschien moet je weggaan.
- Misschien probeer je te hard.
- Misschien probeert u te hard.
- Misschien proberen jullie te hard.
Misschien heb ik ze beetgenomen.
Misschien komt ze morgen.
Wellicht kan je me verslaan.
- Misschien heeft Tom gelijk.
- Tom heeft misschien gelijk.
Misschien kunnen we helpen.
- Je kunt misschien helpen.
- Misschien kan je helpen.
We kunnen misschien samenwerken.
- Ze hebben misschien opgegeven.
- Misschien hebben ze opgegeven.
- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.
- Misschien moet je naar bed.
- Misschien kan je maar beter naar bed gaan.
- Misschien was hij ziek.
- Hij was misschien ziek.
Misschien had Tom gelijk.
Misschien was Tom aan het studeren.
Misschien heeft Tom gelijk.
- Misschien had je gelijk.
- Misschien had je toch gelijk.
Misschien hebben ze honger.
Misschien had Tom niet gelijk.
Misschien was Tom thuis.
Misschien hebben ze het druk.
Misschien zijn we verwant.
Misschien heb je wel gelijk.
Misschien had ik het je beter kunnen zeggen.
Misschien was dat fout.
- Misschien heb je gelijk.
- Misschien heb je wel gelijk.
Misschien hadden we hier niet moeten komen.
Misschien de volgende keer!
- Misschien had ik dat niet moeten doen.
- Dat had ik misschien niet moeten doen.
Misschien is het te laat.
Misschien is het echt.
- Misschien was Tom erbij betrokken.
- Misschien had Tom er iets mee te maken.
Hij laat hem halfvol. Misschien vindt hij het niet lekker.
We kunnen hier een klein vuur maken...
Misschien 'n karkas of zo.
misschien een barrière.
Misschien gaat het regenen morgen.
Misschien heeft hij de trein gemist.
Misschien houdt Tom van jou.
Misschien is er iets veranderd.
Misschien is hij niet jong.
Misschien heb ik iets over het hoofd gezien.
Misschien is Tom dood.
Misschien hebben wij allebei ongelijk.
- Tom liegt misschien.
- Misschien liegt Tom.
- Misschien heeft Tom Mary gekust.
- Tom heeft Misschien Mary gekust.
Misschien kunnen we Tom helpen.
Misschien vond hij het wel een goed idee.
- Misschien lieg je.
- Misschien ben je aan het liegen.
Misschien hebben we geluk.
- Misschien kan Tom helpen.
- Tom kan misschien helpen.
Misschien moet je eens met Tom praten.
Misschien is het niet te laat.
Misschien was Tom niet bereikbaar.
Wellicht heeft iemand het niet geloofd.
Wellicht zijn er andere redenen.
Misschien mag Tom mij niet.
Misschien heeft Tom het gedaan.
Misschien heb je me niet begrepen.
Misschien werd je gevolgd.
Misschien was jij het.
Zij weet wellicht het antwoord.
Misschien komt ze morgen.
Ja. Nee. Misschien. Ik weet het niet.
Misschien heb je niet hard genoeg geprobeerd.
Misschien kom je Tom daar tegen.
Misschien zou je beter je eigen raad aannemen.