Translation of "Has" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Has" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Has elegido?
- ¿Has escogido?

Heb je gekozen?

- ¿Ya has almorzado?
- ¿Has almorzado?

Heb je lunch gehad?

- ¿Has terminado de hablar?
- ¿Has acabado?

Ben je klaar?

- ¿Lo has visto?
- ¿Has visto eso?

- Heb je het gezien?
- Heb je dat gezien?

- ¡Has ganado!
- Has ganado.
- Tú ganaste.

- U heeft gewonnen!
- Jullie hebben gewonnen!

- Has cogido peso.
- Engordaste.
- Has engordado.

Je bent dikker geworden.

- ¿Has venido solo?
- ¿Has venido sola?

Ben je alleen gekomen?

¿Has almorzado?

Heb je lunch gehad?

¿Has adelgazado?

- Ben je vermagerd?
- Heeft u gewicht verloren?

Has cambiado.

U bent veranderd.

Has crecido.

- Je bent groot geworden.
- U bent groot geworden.
- Jullie zijn groot geworden.

¿Has fumado?

Heb je gerookt?

¡Has ganado!

- Je hebt gewonnen!
- U heeft gewonnen!
- Jullie hebben gewonnen!

Has engordado.

- Je bent verdikt.
- Je bent dik geworden.

Has ganado.

Jullie hebben gewonnen.

¿Has cenado?

Heb je al gedineerd?

- ¿Has cenado ya?
- ¿Has cenado?
- ¿Ya cenaste?

Heb je al gedineerd?

- ¿Has venido aquí sola?
- ¿Has venido solo?
- ¿Has venido sola?
- ¿Viniste aquí solo?

Zijt ge alleen naar hier gekomen?

- ¿Has comprado un melón?
- ¿Has comprado una sandía?

- Heb je een watermeloen gekocht?
- Heeft u een watermeloen gekocht?
- Hebben jullie een watermeloen gekocht?

- ¿Entendiste?
- ¿Has comprendido?
- ¿Has entendido?
- ¿Comprendiste?
- ¿Habéis comprendido?

- Snap je het?
- Verstaan?
- Begrepen?
- Heb je het begrepen?
- Heb je het gesnapt?
- Snappen jullie?

- ¿Adónde has ido, Tom?
- ¿Dónde has estado, Tom?

Waar ben je geweest, Tom?

- ¿Te has vuelto loco?
- ¿Te has vuelto loca?

- Ben je gek?
- Ben je niet goed wijs?
- Ben je gek geworden?
- Zijn jullie gek geworden?
- Bent u gek geworden?

- Me has pasado tu frío.
- Me has contagiado tu resfriado.
- Me has pegado tu catarro.
- Me has pegado tu resfriado.

Je hebt me je verkoudheid doorgegeven.

¿Ya has almorzado?

- Heb je al geluncht?
- Hebt ge al gegeten deze middag?

¿Ya has desayunado?

Heeft u reeds ontbeten?

Has perdido, ¿verdad?

Je hebt verloren, toch?

¿Ya has comido?

- Hebben jullie al gegeten?
- Heb je al gegeten?

¿Has dormido bien?

- Hebt ge goed geslapen?
- Heb je goed geslapen?
- Heb jij goed geslapen?

¿Te has olvidado?

Ben je vergeten?

¿Ya has votado?

Heeft u al gestemd?

¿Les has respondido?

Heb je hun beantwoord?

¿Cuándo has llegado?

- Wanneer zijt ge aangekomen?
- Wanneer ben je aangekomen?

¿Has cenado ya?

Heb je al gedineerd?

¿Cómo has entrado?

Hoe ben je binnengekomen?

¿Lo has entendido?

- Begrepen?
- Heb je het begrepen?

¿Cuántos has pescado?

Hoeveel vissen heb je gevangen?

Me has malentendido.

Je hebt me verkeerd begrepen.

¿Has dicho algo?

- Zei je iets?
- Zei u iets?
- Zeiden jullie iets?

Ya has comenzado.

Je bent al begonnen.

¿Has encontrado algo?

- Hebt ge iets gevonden?
- Hebben jullie iets gevonden?

¿Qué has bebido?

Wat heb je gedronken?

Lo has encontrado.

Je hebt het gevonden.

¿Has perdido algo?

Heb je iets verloren?

¿Qué has dicho?

Wat heb je gezegd?

¿Ya has cenado?

- Hebt ge al middageten gehad?
- Hebt ge al gegeten deze middag?

Lo has intentado.

Je hebt het geprobeerd.

Nos has traicionado.

Je hebt ons verraden.

Has encontrado algo.

Je hebt iets gevonden.

¿Le has dicho?

Heb je het hem verteld?

Has cambiado mucho.

Je bent erg veranderd.

¿Qué has respondido?

Wat heb je geantwoord?

¿Has visto esto?

- Zie je dit?
- Zien jullie dit?
- Ziet u dit?

¿Qué has comido?

Wat heb je gegeten?

¡Me has pillado!

- Dat was raak!
- Touché!

¿Has desenterrado papas?

- Heb je aardappelen opgegraven?
- Heeft u aardappelen opgegraven?
- Hebben jullie aardappelen opgegraven?

¿Qué has preguntado?

- Wat hebt u gevraagd?
- Wat hebben jullie gevraagd?
- Wat heb je gevraagd?

Has engordado, ¿verdad?

Je bent aangekomen, hè?

Me has salvado.

- Je hebt me gered.
- U heeft me gered.

- ¡Lo has hecho adrede!
- ¡Lo has hecho a propósito!

Dat heb je met opzet gedaan!

- ¿Has sabido algo de él?
- ¿Has oído de él?

Hebt ge iets over hem gehoord?

- ¿Qué has comprado de recuerdo?
- ¿Qué regalo has comprado?

Wat voor souvenirs heb je gekocht?

- ¿Has estado liado con alguien?
- ¿Has tenido algún amante?

Was er een affaire?

- ¿Ya has comido?
- ¿Ya comiste?
- ¿Ya lo has comido?

Heb je al gegeten?

- ¿No has dormido bien esta noche?
- ¿Has dormido bien esta noche?
- ¿Has dormido suficiente esta noche?

Heb je vannacht genoeg geslapen?

- ¿Has encontrado tus lentillas?
- ¿Has encontrado tus lentes de contacto?

- Hebt ge uw contactlenzen gevonden?
- Heb je je contactlenzen gevonden?

- No te has cambiado en absoluto.
- No has cambiado nada.

- Je bent helemaal niet veranderd.
- U bent helemaal niet veranderd.
- Jullie zijn helemaal niet veranderd.

- ¿Has sabido de ella últimamente?
- ¿Has oído de ella recientemente?

Hebt ge de laatste tijd nog iets over haar gehoord?

- ¿Has perdido peso?
- ¿Has adelgazado?
- ¿Ha adelgazado?
- ¿Ha perdido peso?

- Ben je vermagerd?
- Heeft u gewicht verloren?
- Heb je gewicht verloren?
- Ben je afgeslankt?
- Ben je afgevallen?

- ¿Te has vuelto completamente loco?
- ¿Te has vuelto completamente loca?

- Ben je helemaal gek geworden?
- Zijn jullie helemaal gek geworden?

- ¿Has dibujado esto tú solo?
- ¿Lo has pintado tú mismo?

Heb je dit zelf getekend?

- ¿Ya has estado en París?
- ¿Has ido ya a París?

Ben je ooit in Parijs geweest?

- ¿Tú has escrito este libro?
- ¿Has escrito tú este libro?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Hebt u dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?

Me has hecho falta.

- Ik heb je gemist.
- Ik miste je.

¿Has comprado una sandía?

Heb je een watermeloen gekocht?