Examples of using "Euros" in a sentence and their dutch translations:
Het kost 2 euro.
Ik heb het voor 600 euro verkocht.
De thee kost twee euro.
- Het kaartje kost 100 euro.
- Het toegangskaartje kost honderd euro.
De zonnebril kost twintig euro.
100 euro voor de hele dag.
Per week kost dat vijfduizend euro.
In dit geval, honderd euro alstublieft.
De zonnebril kost twintig euro.
Hij heeft zijn huis verkocht voor honderdvijftigduizend euro.
Ik verdien €100 per dag.
Op de markt kost zulke kaas maar vijf euro zoveel per kilo.
De dieven namen een beeld mee met een geschatte waarde van een half miljoen euro.
En dit is het 77 miljoen pond kostende plan voor wegverbetering