Examples of using "Conversar" in a sentence and their dutch translations:
Als je wilt praten, dan praten we.
Wij praten graag.
Ik praat graag.
Misschien kunnen we praten.
Kunnen we praten?
Werk, in plaats van te praten!
Het was leuk met haar te praten.
Ik praat graag.
Wij praten graag.
- We babbelen graag.
- Wij praten graag.
Indien je zin hebt om te praten, dan weet je waar je me kan vinden.
Het is onbeleefd tijdens een concert te praten.
- Ik zou graag met je praten.
- Ik zou graag met u praten.
- Ik heb bijna schrik om met u te spreken.
- Ik ben bijna bang om met je te praten.
Het is moeilijk om een gesprek te voeren met iemand die alleen maar 'ja' en 'nee' zegt.