Examples of using "Cigarrillos" in a sentence and their dutch translations:
Ik rook sigaretten.
Doof jullie sigaretten!
Ik rook sigaretten.
Waar zijn mijn sigaretten?
Hoeveel sigaretten rook jij per dag?
Ze rookt twintig sigaretten per dag.
Simina geeft veel geld uit aan sigaretten.
Hij legde een pakje sigaretten op de tafel.
Veel sigaretten roken en veel alcohol drinken is gevaarlijk.
We verkopen geen alcoholische dranken noch sigaretten aan personen onder de achttien jaar.
Tom vertelde Mary om wat koffie en sigaretten te kopen.