Examples of using "Cargar" in a sentence and their dutch translations:
- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.
- Ik moet mijn telefoon opladen.
- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.
Aanvallen!
- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.
Kan je de vaatwasser inruimen?
- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.
De baby moet gedragen worden.
Ik hielp hem zijn bagage naar boven te dragen.
In groepen lopen, luide muziek afspelen, fakkels en stokken dragen...
- Ik gebood hem de valies te dragen.
- Ik deed hem de valies dragen.
Ik kan deze koffer niet alleen dragen.
Ik ga Tom in elkaar timmeren.