Examples of using "Bien" in a sentence and their dutch translations:
Geen probleem.
Amuseer je!
Nou, laten we verdergaan!
- Luister goed naar mij.
- Luister goed naar wat ik zeg.
- Chapeau!
- Bravo!
- Goed gedaan.
Echt goed!
- Hoe gaat het?
- Alles goed?
Oké.
Mooi.
Daar gaan we. Oké.
- Gaat het goed met je?
- Ben je oké?
- Veel plezier!
- Amuseer je!
Zie ik er goed uit?
- Gaat het goed met jullie?
- Gaat het goed met je?
- Gaat het goed met u?
- Zit je goed in je vel?
Alles goed?
- Hebt ge goed geslapen?
- Heb je goed geslapen?
- Is alles in orde?
- Is alles goed?
Past dit?
Het ziet er goed uit.
Dat ziet er goed uit.
Eind goed, al goed.
- Alles is in orde.
- Alles is prima.
Alles verliep vlot.
Alles komt goed.
Veel plezier!
Eind goed, al goed.
Laten we gaan.
Kom op dan, we doen het.
Laten we gaan.
Goed gedaan, jij.
Kom op, we gaan.
Kom op, probeer dit.
We gaan naar binnen.
Laten we gaan.
Die doen we af.
Kom op, laten we gaan.
Blijven bewegen.
Pas op.
Oké, we gaan.
Kom op.
Ben je oké?
- Oké.
- Mij best.
- Okidoki.
- Goed.
Ga rechtop zitten.
Onthoud het goed.
Nou, laten we verdergaan!
Hij heeft goed geslapen.
Ik heb goed geslapen.
We zijn goed begonnen!
- Prima!
- Oké!
Het komt wel goed met je.
Gedraag jullie!
Heel goed!
Het komt wel goed met je.
- Prima!
- Goed!
Je ruikt lekker.
- Dat is geweldig!
- Dat is prima!
Is dat wel goed?
- Gedraag je.
- Wees braaf.
- Wees goed.
Eet goed.
- Het is oké.
- Het is goed.
Alles goed?
Echt goed!
- Ik ben in orde.
- Ik ben oké.
Rust goed uit!
- Akkoord.
- Oké.
- In orde.
- Okidoki.
- Geweldig.
- Fijn.
- Nou!
- Goed!
- Goed zo.
- Het is goed afgelopen.
- Het liep goed af.
- Het eindigde goed.
- Het is goed verlopen.
- Hij is een goede leugenaar.
- Hij kan goed liegen.
- Zij kan goed liegen.
- Zij is een goede leugenaar.
Het komt wel goed met hen.
- Behandel haar goed!
- Zorg goed voor haar!
Het komt wel goed.
Gedraag jullie.