Examples of using "турист»" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben toerist.
Ik ben geen toerist.
Ik ben ook een toerist.
Ik ben toerist.
Ik hoorde dat een Zuid-Amerikaanse kampeerder door een anaconda is opgegeten.
“Je lijkt wel een toerist”. “Maar ik ben een toerist!”