Translation of "турист»" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "турист»" in a sentence and their dutch translations:

Я турист.

Ik ben toerist.

Я не турист.

Ik ben geen toerist.

Я тоже турист.

Ik ben ook een toerist.

- Я турист.
- Я туристка.

Ik ben toerist.

Я слышал, что южноамериканский турист съеден анакондой.

Ik hoorde dat een Zuid-Amerikaanse kampeerder door een anaconda is opgegeten.

"Вы похожи на туриста". "Но я и есть турист!"

“Je lijkt wel een toerist”. “Maar ik ben een toerist!”