Examples of using "телевизору" in a sentence and their dutch translations:
- Je bent op tv.
- U bent op tv.
- Jullie zijn op tv.
- U bent op tv.
- Ze zijn op de televisie.
Ik zag je op tv.
Ik zag je op tv.
- Wat is er op tv?
- Wat komt er op tv?
Ze zijn op de televisie.
Tom komt nu en dan op tv.
Ik heb een tenniswedstrijd gekeken op televisie.
Ik ga op tv komen.
We keken naar een baseballwedstrijd op televisie.
- Tom was gister op tv.
- Tom was gisteren op tv.
De kinderen kunnen urenlang tekenfilms kijken op televisie.
Nu ga ik naar het nieuws kijken op tv.
Ik heb een tenniswedstrijd gekeken op televisie.
Er is vandaag niets goeds op tv.
Ik zie hem soms op tv.
Zou er wat leuks op tv zijn?
Zodra je de tv zou aanzetten, zou alles daarover gaan.
Volgens de televisie zal het morgen regenen.
Nu ga ik naar het nieuws kijken op tv.
Welk is uw lievelingsprogramma op tv?
- Mijn vader komt vanavond op tv.
- Mijn vader komt vanavond op de televisie.
Er is niets op tv.
- Wat is uw lievelingsprogramma op tv?
- Welk is uw lievelingsprogramma op tv?
Mijn tv is bijna vijftien jaar oud maar het beeld is nog goed.
Zou er wat leuks op tv zijn?