Translation of "пола" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "пола" in a sentence and their dutch translations:

Мальчик — это ребёнок мужского пола.

Een jongen is een mannelijk kind.

Том что-то поднял с пола.

Tom raapte iets op van de vloer.

- Я могу коснуться ладонями пола, не сгибая коленей.
- Я могу не сгибая коленей коснуться пола ладонями обеих рук.

Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen.

- Мэри была единственной учительницей.
- Маша была единственной представительницей женского пола среди учителей.

Mary was de enige lerares.

Мы должны уметь разбираться в эмоциях, а не разделять их в зависимости от пола.

We kunnen emoties bekijken in termen van competentie in plaats van gender.

Польза от женитьбы состоит в познании сути женщины, вред же от неё заключается в утрате иллюзий в отношении женского пола. По этой причине неженатый прозаик еще не готов живописать женщину. Женатый же поэт уже не в состоянии её воспевать.

Het voordeel van het huwelijk is dat je de ware aard van het vrouwelijk geslacht leert kennen, en het nadeel van het huwelijk is dat je ontnuchtering aangaande het vrouwelijk geslacht leert kennen. Daarom zijn ongetrouwde schrijvers nog niet in staat vrouwen te schrijven, en zijn getrouwde dichters niet meer in staat de vrouw lof toe te zingen.

Она принадлежала ко второму поколению, рождённому после отмены рабства, когда ещё не было ни машин на дорогах, ни самолётов в небе, когда такие, как она, не имели права голоса по двум причинам: из-за женского пола и из-за цвета кожи.

Ze werd slechts een generatie na de slavernij geboren; in een tijd toen er geen auto's op de weg reden en geen vliegtuigen in de lucht vlogen; toen iemand als zij om twee redenen niet mocht stemmen - omdat ze een vrouw was en door de kleur van haar huid.