Examples of using "Мальчик " in a sentence and their dutch translations:
De jongen kwam terug.
De jongen begon te huilen.
- De jongen liep weg.
- De jongen rende weg.
Ik ben een jongen.
De jongen springt.
Dit is de jongen.
Welke jongen?
Waar is de jongen?
De jongen zweeg.
De jongen slaapt.
- De jongen schrijft.
- De jongen is aan het schrijven.
De jongen kwam terug.
Is het een jongen of een meisje?
Wie is die jongen?
De jongen zat op een stoel.
- Die jongen rent.
- Die jongen is aan het rennen.
Een jongen steekt de straat over.
De jongen is heel eerlijk.
Goede jongen.
Hij is een grote jongen.
- De jongen kocht een boek.
- De jongen heeft een boek gekocht.
De jongen draagt een bril.
- De jongen gooide een steen.
- De jongen heeft een steen gegooid.
Die jongen is slim.
De jongen eet brood.
Wat zei de jongen?
Ik ben een goede jongen.
Je bent een goede jongen.
- Je bent een slimme jongen.
- Je bent een intelligente knaap.
Een jongen of een meisje?
De jongen koopt een hond.
De jongen drinkt melk.
Tom is een kleine jongen.
Wie is die jonge man?
De jongen ontkende de fiets gestolen te hebben.
- Ik ben een verlegen jongen.
- Ik ben een schuchtere jongen.
De jongen spreekt met zijn grootvader.
Ik ben maar een kleine jongen.
De jongen met blauwe ogen is Tom.
De jongen gooide een steen naar de kikker.
Is je kind een jongen of een meisje?
De jongen zat op een stoel.
"Ik ben Japanner", antwoordde de jongen.
Waar is de jongen?
Hij is de grootste jongen.
De jongen sprong in het water.
Die jongen eet niet.
Het kind viel op de grond.
Je bent maar een jongen.
Deze jongen is mijn zoon.
De jongen ging naar school.
Is het een meisje of een jongen?
Hij is geen jongen meer.
De jongen viel van het bed.
Waar is je mama, jongetje?
Ben jij een meisje of een jongen?
Tom is nog steeds een kleine jongen.
De jongen spreekt met zijn grootvader.
Tom is geen jongen meer.
De jongen wast zich in de badkamer.
Hij is een heel slimme jongen.
De jongen plukt gele bloemen.
- Ik ben een jongen.
- Ik volg een jongen.
Kijk hoe de jongen springt.
Tom is een erg slimme jongen.
Het jongetje is in de dierentuin.
De jongen kwam terug.