Examples of using "ананас" in a sentence and their dutch translations:
Het is een ananas.
Ik eet een ananas.
Hoe weet je of een ananas rijp is?
Ik kocht een ananas in de supermarkt.
Ik wil een ananas kopen.
Hoe weet je wanneer een ananas rijp is?
Deze vrucht heeft de vorm van een sinaasappel en smaakt als een ananas.