Examples of using "Собака" in a sentence and their dutch translations:
- De hond ging weg.
- De hond liep weg.
- De hond is van hem.
- De hond is van u.
- De hond is van haar.
De hond is rood.
Heeft de hond geblaft?
De hond blafte.
Een hond rende.
Een hond blafte.
Welke hond is van jou?
Uw hond is hier.
De hond is wit.
De hond is van mij.
Is de hond geketend?
Hoe gaat het met de hond?
Bijt jouw hond?
De hond was een put aan het graven.
De hond is dood.
De hond is van u.
Dit is jouw hond.
Hoe gaat het met de hond?
Hier is jouw hond.
Dit is uw hond.
Deze hond is van mij.
Je hond is overleden.
De hond begon te rennen.
De hond is aan het sterven.
De hond is rood.
De hond is rood.
Jij bent een hond.
De hond is van hem.
De hond is van haar.
Ik ben een hond.
De hond is wit.
De hond is slim.
De hond blaft.
Waar is de hond?
De hond eet.
Zwemt de hond?
Een hond blaft.
De hond slaapt.
De hond liep weg.
Dit is een hond.
- De hond springt.
- De hond is aan het springen.
Je bent een goede hond.
- De hond stierf.
- De hond ging dood.
- Een hond rent.
- Een hond loopt.
Heeft de hond geblaft?
De hond blafte tegen haar.
De hond van de buren is overleden.
De hond is dood.
Mijn hond is hondsdol.
Hij heeft een hond.
Een hond rende achter een kat aan.
- Heb je een hond?
- Hebben jullie een hond?
- Hebt u een hond?
De hond van mijn buurman is dood.
Pas op de hond!
Ik heb een witte hond en een zwarte hond.
Hebt u een hond?
Een hond is een intelligent dier.
Dat is mijn hond.
Dit is Maria's hond.
De postbode werd door die hond gebeten.
De hond heeft naar een vreemde geblaft.
De hond houdt van vlees.
Mijn hond is wit.
De hond is in het huis.
De hond is bang voor het paard.
De hond is bang voor het paard.
Pas op, de hond bijt!
Mijn hond is groot.
Wat een enorme hond!
Dit is jouw hond.
Wat een grote hond!