Examples of using "Colômbia" in a sentence and their dutch translations:
- Ik kom uit Colombia.
- Ik kom uit Colombia vandaan.
Ik kom uit Colombia.
- Ze spreken Spaans in Colombia.
- Men spreekt Spaans in Colombia.
Ik kom uit Colombia.
Vandaag speelt Colombia tegen Paraguay om half 9 's avonds, lokale tijd in Colombia.
De mensen uit Colombia spreken Spaans.
De mensen uit Colombia spreken Spaans.
De mensen uit Colombia spreken Spaans.