Examples of using "Tata" in a sentence and their dutch translations:
Mijn vader gaat me vermoorden.
Waar is mijn vader?
- Mijn vader belde net.
- Mijn pa belde net.
Papa heeft boeken voor me gekocht.
Papa heeft een fototoestel voor me gekocht.
Mijn vader gaat elke ochtend joggen.
Mama en papa zijn erg nerveus.
- Zaterdag is mijn vader vrij.
- Mijn vader heeft vrij op zaterdag.
- Mijn vader is arts.
- Mijn vader is dokter.
Hoe gaat het met je vader?