Examples of using "Odpowiedz" in a sentence and their dutch translations:
Antwoord.
- Geef antwoord.
- Antwoord me dit.
- Schiet terug.
- Terugschieten!
- Vuur terug.
Geef Tom antwoord.
- Beantwoord de vraag.
- Antwoord op de vraag.
- Geef antwoord, alsjeblieft.
- Antwoord me, alsjeblieft.
Beantwoord mijn vragen.