Examples of using "Niemiec" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben uit Duitsland.
- Ik kom uit Duitsland.
Ik ben uit Duitsland.
Ik wil naar Duitsland gaan.
Hier is een grote kaart van Duitsland.
Ze ging naar Duitsland om medicijnen te studeren.
Ik kom uit de Republiek Polen, jij komt uit de Bondsrepubliek Duitsland.
De studente die voor de leraar zat, komt uit Duitsland.
Vijf dagen na haar afstuderen, vloog mijn dochter vanaf de luchthaven Osaka naar Duitsland.