Translation of "Egzamin" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Egzamin" in a sentence and their dutch translations:

Oblał egzamin.

Hij is in het examen gezakt.

Zdał egzamin?

- Is hij geslaagd voor het examen?
- Is hij geslaagd voor de proef?

Mamy jutro egzamin.

We hebben morgen een tentamen.

Mam jutro egzamin.

- Morgen heb ik een tentamen.
- Morgen heb ik een examen.

Mieliśmy egzamin ustny.

We hadden een mondeling examen.

Ostatni egzamin był bardzo trudny.

Het laatste examen was heel moeilijk.

Tamci studenci oboje oblali egzamin.

Deze leerlingen hebben beiden de proef gefaald.

Tanaka chyba zdał ten egzamin.

Het schijnt dat Tanaka in haar examen is geslaagd.

Jestem pewien, że zda ten egzamin.

Ik ben er zeker van dat hij zal slagen voor het examen.