Examples of using "Weekend" in a sentence and their dutch translations:
Hoe was je weekend?
Ik kan niet wachten tot het weekend begint.
Hoe was je weekend?
Hoe was je weekend?
Een fijn weekend!
Een fijn weekend!
Hebt ge een aangenaam weekend gehad?
Hoe was je weekend?
Ik ben vorig weekend niet met Tom wezen vissen.
Wat heb je vorig weekend gedaan?
Ik heb dit weekend veel geleerd.
Toms begrafenis zal dit weekend zijn.
Tom bracht het weekend bij ons door.
Ik ga niet naar Boston volgend weekend.
Wat zijn jouw plannen voor dit weekend?
Tom is volgend weekeinde in Boston.
Mijn vrouw is het weekend weg.
Toms begrafenis zal dit weekend zijn.
Tom zei dat hij geen enkel plan voor volgend weekend had.