Examples of using "Fida" in a sentence and their dutch translations:
Hij vertrouwt je.
- Ik ben er zeker van dat hij je vertrouwt.
- Ik ben er zeker van dat hij u vertrouwt.
- Ik ben er zeker van dat hij jullie vertrouwt.
Weet je waarom niemand Tom vertrouwt?
Hij vertrouwt de dokter niet meer.
Tom vertrouwt Mary.
- Tom vertrouwt op mij.
- Tom gelooft in mij.
- Tom vertrouwt me.
Tom vertrouwt hem.
Tom heeft geen vertrouwen in de politie.
Tom vertrouwt geen vreemdelingen.
Tom vertrouwt ons niet.
Tom vertrouwt niemand.
Hij vertrouwt de dokter niet meer.
Tom vertrouwt Mary nog steeds niet.
Vertrouw je haar nog steeds?
Vertrouw je hem nog steeds?
- Vertrouw je haar?
- Vertrouwt u haar?
- Vertrouwen jullie haar?