Examples of using "Datemi" in a sentence and their dutch translations:
Geef me iets te drinken.
Geef me het groene boek.
Geef me een kans!
Geef me een kus.
Geef me de vrijheid of geef me de dood.
Geef me tijd.
Geef me een sinaasappel.
Ik smeek u, geef me alstublieft een visum.
Geef me een tip.
Geef me dat wapen.
Geef me alsjeblieft een kopje melk.
Geef me water!
Geef me een kans!
- Geef me een tip.
- Geef me wat drinkgeld.
- Geef me een fooi.
Geeft u me iets te drinken.
Geef mij het boek.
Geef me vijf dagen.
Geef me een hint.
Geef het wapen aan mij!
- Geef me de sleutel.
- Geeft u me de sleutel.
Geef me een knuffel.
Geef me honderd dollar.
Geef me nog een biertje.
Geef mij een kans.
Geef me een hamer.
Geef me dat boek.
Geef me de wijn.
Geef me een lift.
Geef me een appel.
Geef me een munt.
Alsjeblieft, geef mij water!
Geef mij iets te eten.
Geef me iets te drinken.
Geef me een definitief antwoord.
Geef me je mobiele telefoon.
Geef me de sleutel van dit kasteel!
Geef mij water.
Geef me het groene boek.
Geef me een tweede kans.
- Geef me jouw tas.
- Geef me uw tas.
- Geef me jullie tas.
Geef me alsjeblieft een asbak.
- Geef me een tas melk, als je wilt.
- Geef me alsjeblieft een kopje melk.
Voed me!
Geef me alstublieft nog een kans.
Geef me alsjeblieft een hamburger.
Geef me dat boek, alsjeblieft.
Geef mij een beetje melk.
Geef me iets om mee te schrijven.
Geef mij iets om op te schrijven.
Geef me een fles wijn.
Geef me een paar dagen.
Geef me een minuutje met haar.
Geef me wat privacy.
Geef me een glas melk.
Geef me tijd om erover na te denken.
Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?
- Geef mij uw telefoonnummer.
- Geef me je telefoonnummer.
Geef me de sleutel van dit slot!
- Geef me de sleutel van dit kasteel!
- Geef me de sleutel van dit slot!
- Geef me even het zout door, alsjeblief.
- Geeft u me het zout door, alstublieft.
- Geef me het zout door, alstublieft.
- Het zout, alsjeblieft.
Ik smeek het je, geef me een fles.
- Mag ik alstublieft een glas water?
- Een glas water alstublieft!
Meer koffie, alstublieft.
Ik denk dat ik ga niezen... geef mij een zakdoek.
Ik smeek het je, geef me een fles.
Geef mij niet de schuld.