Examples of using "Basket" in a sentence and their dutch translations:
Ze heeft vroeger basketbal gespeeld.
Ik speel graag basketbal.
Basketbal spelen is leuk.
Ik speel basketbal.
Ze speelde basketbal.
Ik ben lid van het basketbalteam.
Ik zag hem basketballen.
We zijn basketbalspelers.
Basketbal spelen is leuk.
Basketbal is heel boeiend.
Mike speelt graag basketbal.
Tom houdt erg veel van basketbal.