Examples of using "Andati" in a sentence and their dutch translations:
- Ze zijn weg.
- Zij zijn weg.
Wij gingen naar een pizzeria terwijl zij naar de bioscoop gingen.
konden we het best goed vinden samen.
Ze gingen naar de dierentuin.
Zij gingen vissen.
Ze gingen naar Nieuw-Zeeland.
Ze gingen gisteren naar de bioscoop.
Zij gingen samen.
Vorig jaar zijn we naar Londen geweest.
Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan.
Ze gingen gisteren naar de bioscoop.
De maagpijn is over.
Ik dacht dat we uit eten zouden gaan.
Vorige zomer gingen we naar Hokkaido.
- De kinderen zijn al naar school vertrokken.
- De kinderen zijn al naar school.
Iedereen raakte in paniek.
Ze reden weg.
We zijn naar het museum gegaan.
Rie en ik gingen naar dezelfde school.
Zijn jij en Tom ooit eens gaan schaatsen?
Ze gingen naar de dierentuin.
Ze gingen er allemaal naartoe.
Ze gingen gisteren naar de bioscoop.
We gingen naar het park om te spelen.
Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan.
Ze gingen gisteren vissen.
Gisteren zijn we naar de bioscoop geweest.
- Ze gingen naar het strand.
- Ze zijn naar het strand gegaan.
Zij gingen vissen.
We gingen naar de kerk.
Zij gingen naar de kerk.
We zijn naar de dierentuin geweest.
Wij zijn naar London gegaan.
We gingen naar Boston.
- We gingen naar het strand.
- We zijn naar het strand gegaan.
Veel Italianen gingen naar Australië.
We gingen naar het park om te spelen.
- We gingen naar het park.
- We zijn naar het park gegaan.
Gisteravond gingen we naar de bioscoop.
We gingen naar de bergen om te skiën.
Vorig jaar zijn we naar Londen geweest.
Gisteren zijn we naar een bioscoop geweest.
Als we de andere kant op waren gegaan... ...zouden we uit zijn gekomen waar we zijn begonnen.
De maagpijn is over.
Erkin en ik gingen naar de begraafplaats.
Sami en Layla gingen naar de moskee.
- Ze zijn gaan surfen.
- Ze gingen surfen.
Iedereen is weggegaan.
We gingen naar een restaurant.
De leerlingen gingen te voet naar school.
- We gingen naar de berg om te skiën.
- We gingen naar de bergen om te skiën.
We gingen naar de beenhouwerij om biefstuk te kopen.
Ze hebben hun ouders bezocht gisteren.
- Waar ging je heen?
- Waar ben je geweest?
- Waar was je heen gegaan?
- Waar zijn jullie geweest?
- Waar was je heen?
- Waar gingen jullie heen?
- Waar waren jullie heen?
We gingen naar het park om baseball te spelen.
Zaterdag zijn we naar de film geweest en daarna naar het restaurant.
- Ze zijn net vertrokken.
- Zij zijn net vertrokken.
- Ze zijn net weggegaan.
- Zij zijn net weggegaan.
Ze zijn nog niet vertrokken.
We gingen naar een Italiaanse pizzeria.
Ondanks de regen gingen de kinderen naar school.
Tom en Maria gingen schaatsen.
Tom en Maria gingen naar het oogstfeest.
Gisteren zijn mijn vrouw en ik naar het theater geweest.
Wanneer ben je gegaan?
- Dit is mijn vriendin Rachel. We zaten op dezelfde middelbare school.
- Dit is mijn vriendin Rachel. We gingen samen naar de middelbare school.
Wij vertrokken samen.
Waar ben je gisteren geweest?
- Ze gingen naar de kerk op kerstavond.
- Ze zijn op kerstavond naar de kerk gegaan.
- Waar heb je gestudeerd?
- Waar studeerde je?
Bent u naar de winkel gegaan?
Ben je naar Boston gegaan?
Ben je ooit naar Boston geweest?
- Ben je nog niet naar de slager gegaan?
- Bent u nog niet naar de slager gegaan?
- Zijn jullie nog niet naar de slager gegaan?
Naar welke middelbare school ging jij?
Ging je naar Caïro of Alexandrië?
Hoe laat ben je gisteren naar bed gegaan?
Wat was het laatste concert dat je bezocht hebt?
Waarom ben je vroeg weggegaan?