Examples of using "Szótár" in a sentence and their dutch translations:
Het is een woordenboek.
Ik heb een woordenboek in mijn hand.
Dit woordenboek is goed.
- Wiens woordenboek is dit?
- Van wie is dit woordenboek?
Een woordenboek legt woorden uit.
Ik heb het woordenboek.
Dit woordenboek is van mij.
Er ligt een woordenboek op het bureau.
Er ligt een woordenboek op de schrijftafel.
Er ligt een woordenboek op de schrijftafel.
Er ligt één woordenboek op tafel.
Het woordenboek op het bureau is van mij.
Een woordenboek samenstellen vraagt enorm veel tijd.
Dit woordenboek is niet van mij.
Ik heb een woordenboek.
Ik heb een woordenboek nodig.