Translation of "Zweimal" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Zweimal" in a sentence and their dutch translations:

Zweimal klingeln.

- Bel twee keer.
- Laat de bel twee keer rinkelen.

- Drücken Sie die Glocke zweimal.
- Zweimal klingeln.

- Bel twee keer.
- Laat de bel twee keer rinkelen.

Zweimal Vanilleeis, bitte.

Twee vanille-ijsjes alstublieft.

- Wir müssen so oder so zweimal fahren.
- Wir müssen sowieso zweimal fahren.
- Wir müssen in jedem Fall zweimal fahren.
- Wir müssen ohnehin zweimal fahren.
- Wir müssen ohnedies zweimal fahren.

- We moeten in ieder geval twee keer rijden.
- We moeten sowieso twee maal rijden.

Ich muss zweimal umsteigen.

Ik moet twee keer overstappen.

Zweimal sieben ist vierzehn.

- Twee maal zeven is veertien.
- Twee keer zeven is veertien.

- Ich war schon zweimal in Amerika.
- Ich war zweimal in Amerika.

Ik ben twee keer naar Amerika geweest.

- Sein Vater isst dort zweimal pro Woche.
- Sein Vater isst dort zweimal die Woche.
- Sein Vater isst dort zweimal wöchentlich.

Zijn vader eet daar tweemaal per week.

- Ich habe "Star Wars" zweimal gesehen.
- Ich habe „Krieg der Sterne“ zweimal gesehen.

Ik heb "Star Wars" twee keer gezien.

- Sein Vater isst dort zweimal pro Woche.
- Sein Vater isst dort zweimal wöchentlich.

Zijn vader eet daar tweemaal per week.

- Ich war zweimal in den USA.
- Ich bin schon zweimal in den Staaten gewesen.
- Ich bin schon zweimal in den Vereinigten Staaten gewesen.

- Ik was twee keer in de Verenigde Staten.
- Ik ben tweemaal in de Verenigde Staten geweest.

Die Zeitschrift erscheint zweimal pro Monat.

Het magazine komt twee keer per maand uit.

Ich war zweimal in den USA.

- Ik was twee keer in de Verenigde Staten.
- Ik ben tweemaal in de Verenigde Staten geweest.

- Zweimal Vanilleeis, bitte.
- Zwei Vanilleeis bitte.

- Twee vanille-ijsjes alstublieft.
- Twee vanille-ijsjes asjeblieft.

Ja! Ich habe zweimal hintereinander gewonnen!

Ja! Ik heb twee keer op een rij gewonnen!

Ich habe "Star Wars" zweimal gesehen.

Ik heb "Star Wars" twee keer gezien.

Ich bin zweimal in Paris gewesen.

Tweemaal ben ik in Parijs geweest.

Ich war schon zweimal in Amerika.

Ik ben al twee keer in Amerika geweest.

Ich habe ihn nur zweimal gesehen.

Ik heb hem maar twee keer gezien.

- Er hat es nicht einmal, sondern zweimal getan.
- Er machte das nicht einmal, sondern zweimal.

Hij deed dat niet eenmaal maar tweemaal.

- Ich war zweimal in den USA.
- Ich bin schon zweimal in den Vereinigten Staaten gewesen.

Ik was twee keer in de Verenigde Staten.

- Ich habe dir schon zweimal das Leben gerettet.
- Ich habe Ihnen schon zweimal das Leben gerettet.

- Ik heb uw leven al tweemaal gered.
- Ik heb jouw leven al tweemaal gered.

Du bist zweimal so stark wie ich.

Je bent twee keer zo sterk als ik.

Sein Vater isst dort zweimal pro Woche.

Zijn vader eet daar tweemaal per week.

Ich habe „Krieg der Sterne“ zweimal gesehen.

Ik heb "Star Wars" twee keer gezien.

Ich bin zweimal vom Blitz getroffen worden.

Ik ben twee keer door de bliksem getroffen geworden.

ärgerte er Napoleon, indem er Befehle zweimal ignorierte.

irriteerde hij Napoleon door tweemaal bevelen te negeren.

Der Fuchs tappt nicht zweimal in dieselbe Falle.

Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.

Ich putze mir zweimal am Tag die Zähne.

Ik poets mijn tanden tweemaal per dag.

Putz dir mindestens zweimal pro Tag die Zähne.

Poets uw tanden minstens twee keer elke dag.

Tom bringt mir zweimal die Woche Französisch bei.

Tom leert me tweemaal per week Frans.

Er wiegt zweimal so viel wie seine Frau.

Hij is twee keer zo zwaar als zijn vrouw.

Rivoli an, wurde zweimal verwundet und zum Oberst befördert.

Rivoli, raakte tweemaal gewond en promoveerde tot kolonel.

Ich gehe im Durchschnitt zweimal im Monat ins Kino.

Gemiddeld bekijk ik twee films per maand.

Ich habe meinen Hund immer zweimal am Tag gefüttert.

Ik voedde mijn hond tweemaal per dag.

Ich bin schon zweimal in den Vereinigten Staaten gewesen.

Ik ben al twee keer in de Verenigde Staten geweest.

Man muss sich mindestens zweimal am Tag die Zähne putzen.

Je moet minstens twee keer per dag je tanden poetsen.

Zweimal im Monat liegen Sonne, Mond und Erde auf einer Geraden.

Twee keer per maand staan de zon, de maan en de aarde op één lijn.

- Er ging auf die Universität, nachdem er zweimal im Examen gescheitert war.
- Er kam auf die Universität, nachdem er zweimal durch die Prüfung gefallen war.

Hij begon de universiteit nadat hij twee maal gezakt was in de examens.

- Ich war zwei Mal in Paris.
- Ich bin zweimal in Paris gewesen.

Tweemaal ben ik in Parijs geweest.

Er kam auf die Universität, nachdem er zweimal durch die Prüfung gefallen war.

Hij begon de universiteit nadat hij twee maal gezakt was in de examens.

- Gebranntes Kind scheut das Feuer.
- Ein Esel stolpert nicht zweimal über denselben Stein.

Een ezel stoot zich geen twee maal aan dezelfde steen.

- Er ist doppelt so alt wie ich.
- Er ist zweimal so alt wie ich.

Hij is twee keer zo oud als ik.

- Du bist zweimal so stark wie ich.
- Du bist doppelt so stark wie ich.

Je bent twee keer zo sterk als ik.

Ich kontrollierte es zweimal, um sicher zu gehen, dass wir keinen Fehler gemacht haben.

Ik controleerde het twee maal om zeker te zijn dat we geen enkele fout maakten.

zweimal verwundet zu werden und Lob von seinem Kommandanten, dem zukünftigen Marschall Lefebvre, zu erhalten.

tweemaal gewond raakte en lof won van zijn commandant, de toekomstige maarschalk Lefebvre.

Auch wenn ich es ihm zweimal wiederholt habe, hat Tom es immer noch nicht verstanden.

Zelfs al heb ik het hem tweemaal herhaald, heeft Tom het nog steeds niet begrepen.

- Er wiegt zweimal so viel wie seine Frau.
- Er ist doppelt so schwer wie seine Frau.

Hij is twee keer zo zwaar als zijn vrouw.

„Nehmen Sie Ihre Koffer und verschwinden Sie! “, sagte der sonnenbebrillte Glatzkopf. Das ließ ich mir nicht zweimal sagen.

De kaalkop met de zonnebril zei "Neem uw valiezen en vertrek!" Dat moest hij mij geen twee keer zeggen.

- Er verdient das Doppelte meines Gehalts.
- Er verdient zweimal so viel wie ich.
- Er verdient zwei Mal so viel wie ich.

Hij verdient twee keer zoveel als ik.

- Du bist zweimal so stark wie ich.
- Du bist doppelt so stark wie ich.
- Sie sind doppelt so stark wie ich.

Je bent twee keer zo sterk als ik.

Zweimal in der Woche kam der Gärtner, um den Rasen zu mähen, so dass ich mich nie ins hohe Gras legen konnte.

Twee keer in de week kwam de tuinman om het gras te maaien, daarom kon ik nooit in het lange gras liggen.