Examples of using "Prinz" in a sentence and their dutch translations:
De prins is aan het wachten.
De prins is knap.
Tom is een prins.
Ik ben geen prins.
De prins slachtte de draak af.
- Je bent een prins, Tom.
- U bent een prins, Tom.
Prins Charles heeft grote oren.
Er kwam een prins op een wit paard.
Prins Charles zal de volgende koning van Engeland zijn.
De prins werd verliefd op de dochter van een houthakker.
Niettemin werd hij beloond met de titel 'Prins van Pontecorvo'.
Ney werd beloond met de titel Prins van de Moskva en bleef gedurende 1813 dienen
Plotseling merkte de prins op dat zijn lijfwacht niet meer aan zijn zijde was.
In haar memoires vermeldde koningin Victoria dat haar man, prins Albert, die een Duitser was, Gaelisch probeerde te leren.
Eigenlijk wilde ik een jonkvrouw zijn in een toren die bewaakt wordt door zeven draken, en dan zou een prins op een wit paard alle draken hun kop afhakken en mij bevrijden.