Examples of using "Post" in a sentence and their dutch translations:
Je hebt post.
Was er post voor mij?
Ik ging tot aan de post.
De post wordt bezorgd voor de middag.
De postbode brengt de post aan huis.
Ik had veel post vanmorgen.
Ik stuur het boek met de post.
Hij droeg het pak naar de post.
Excuseer! Waar is het postkantoor?
De post is hier dichtbij.
De mail kan niet worden bezorgd.
Ik wil dat je naar het postkantoor gaat.
Stuur dit boek op per post, alstublieft.
- De bank bevindt zich naast het postkantoor.
- De bank ligt naast het postkantoor.
Ik ben net terug van het postkantoor.
De postbode brengt de post aan huis.
Stuur mijn post alstublieft door naar dit adres.
Zijn er vandaag brieven voor mij in de post?
Hij ging naar het postkantoor om de brief te versturen.
Waar is het postkantoor?
Hij zal het boek opsturen met de post.
Ik moet nog een pakje naar de post brengen.
Het postkantoor is hier twee kilometer vandaan.
De post is hier dichtbij.
Stuur mijn post alstublieft door naar dit adres.
- Het postkantoor is vandaag dicht.
- Het postkantoor is vandaag gesloten.
De secretaresse opende de post welke die ochtend geleverd was.
Excuseert u mij, kunt u mij de weg naar het postkantoor wijzen?
Hij was zo vriendelijk om me de weg naar het postkantoor te wijzen.
Hij zal het boek opsturen met de post.
Volgens de Washington Post gaf de Amerikaanse regering tussen 2000 en 2006 1,3 miljard dollar landbouwsubsidies aan mensen die niet aan landbouw doen.