Examples of using "Person" in a sentence and their dutch translations:
en iemand die dit deed en iemand die dat deed.
Kies één persoon.
Kies één persoon.
Een persoon kan een ander persoon nooit helemaal begrijpen.
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
Die persoon is overleden.
Ik ben een persoon.
- Jij bent een persoon.
- Je bent iemand.
Hij is een belangrijk persoon.
Ali is een goede knaap.
Kies één persoon a.u.b.
Hij is een egocentrisch persoon.
Dat is een écht persoon.
Jij bent een gemeen persoon.
Deze persoon woont hier niet.
Ze is een betrouwbaar mens.
Paolo is een vriendelijk persoon.
Tom is een onbeleefd persoon.
Hij probeert een boek te lezen,
Hij is een goed geeïnformeerd persoon.
Is er ruimte voor nog iemand?
Op het strand heb ik maar een persoon gezien.
de persoon die hier niet hoort te zijn,
Ze gaf haar zitplaats aan een bejaarde.
Hoeveel is het voor een persoon?
- Er was niemand op straat.
- Er was geen levende ziel op straat.
Tom lijkt een vriendelijke persoon te zijn.
Je bent de belangrijkste persoon in mijn leven.
Ik ben een persoon.
Het meervoud van 'person' is 'people', geen 'persons'.
Tom is de langste persoon die ik ken.
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
Iedere persoon is uniek.
Wie is de slimste persoon die je kent?
Hij is de grootste in de klas.
Hou de hand vast van je persoon naast je.
Dit werkwoord wordt gewoonlijk alleen gebruikt in de derde persoon.
en hun allemaal een bedankbriefje stuur.
Ze zegt nooit iets slechts over iemand anders.
We moeten voor iedere positie de juiste persoon kiezen.
Ik heb nog nooit een dikke veganist gezien.
Ik ben tot in de kern een oppervlakkige persoon.
Daarom is een volledige toegang tot iemands telefoon
Tom is de enige persoon die dit werk kan doen.
Dit werkwoord wordt gewoonlijk alleen gebruikt in de derde persoon.
Hij is een actief persoon.
- Wie is deze persoon?
- Wie is dat?
- Wie is het?
en waar mijn verhaal, gelezen of gehoord door een ander persoon,
Ik ben niet de persoon die ik tien jaar geleden was.
Maar 1 persoon kan wel 12-18 personen infecteren.
De persoon aan de linkerzijde verstoort het evenwicht in het beeld.
Het is niet de persoon die lelijk is, maar de kleren.
Maar denk eens aan iemand die drie straten verderop woont.
Neen, ik kan u niet binnenlaten. Er is één persoon te veel.
- Ik ben een vrouw.
- Ik ben een persoon.
Hij is een zeer gevaarlijk man.
Jij bent de enige persoon die ik ken die deze vraag waarschijnlijk kan beantwoorden.
Is er ruimte voor nog iemand?
De vorige persoon aan wie ik mijn idee vertelde, dacht dat ik gestoord was.
Maar er was één persoon die niet geloofde dat ik mijn verdriet overwonnen had.
Je mag uitnodigen wie je wilt.
Je mag uitnodigen wie je wilt.
Tom is een goede vent.
Zet je naam op de lijst en geef hem door aan de volgende persoon.
- Hij is de grootste in de klas.
- Hij is de grootste van de klas.
Zet je naam op de lijst en geef hem door aan de volgende persoon.
Blijf op 1.5 meter afstand van elk persoon die je in het openbaar tegenkomt.
Aan de persoon die mijn schoenen verstopt heeft toen ik op het springkasteel was: „Word eens volwassen!”
Hoe oud is de oudste persoon die je kent?
- Bent u in de afgelopen 14 dagen in nauw contact geweest met iemand die positief getest is op COVID-19?
- Ben je in de afgelopen 14 dagen in nauw contact geweest met iemand die positief getest is op COVID-19?
De schoen die één perfect past, knelt bij de ander. En zo heeft iedereen ook zijn maat van een bevredigend leven.
We hebben de pompoenen geoogst door ze naar elkaar te gooien en vervolgens naar iemand op de vrachtwagen.
Als de griep een R-naught heeft van 1.3 dan betekent dat, dat elke persoon die ziek is ongeveer 1 of 2 personen kan besmetten.
Men trouwt niet met iemand met wie men kan leven - men trouwt met iemand zonder wie men niet kan leven.
De politie arresteerde de verdachte.
Vanmorgen is bij een aanvaring tussen een binnenvaartschip en een veerpont ten minste één persoon om het leven gekomen. Het is niet bekend of er, behalve de schipper, nog andere opvarenden op de veerpont waren.
Je vroeg me wat ik nodig heb, en in welke hoeveelheden, voor één persoon, als ik dat eten klaarmaak. Daarvoor heb je nodig: een halve ui, de helft van een wortel, een vierde van een peper, een achtste van een venkel, een vierde van een banaan, een pruim en twee sprietjes bieslook. Bovendien zijn er nog olie en specerijen nodig.