Translation of "Person" in Dutch

0.017 sec.

Examples of using "Person" in a sentence and their dutch translations:

Weißt du, diese Person und jene Person".

en iemand die dit deed en iemand die dat deed.

- Wähle eine Person.
- Wählt eine Person aus.
- Wählen Sie eine Person aus.

Kies één persoon.

Wähle eine Person.

Kies één persoon.

Eine Person kann eine andere Person nicht vollkommen verstehen.

Een persoon kan een ander persoon nooit helemaal begrijpen.

Wer ist diese Person?

- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?

Jene Person ist gestorben.

Die persoon is overleden.

Ich bin eine Person.

Ik ben een persoon.

Du bist eine Person.

- Jij bent een persoon.
- Je bent iemand.

Er ist eine wichtige Person.

Hij is een belangrijk persoon.

Ali ist eine gute Person.

Ali is een goede knaap.

Wähle bitte eine Person aus.

Kies één persoon a.u.b.

Er ist eine egozentrische Person.

Hij is een egocentrisch persoon.

Das ist eine reale Person.

Dat is een écht persoon.

Du bist eine gemeine Person.

Jij bent een gemeen persoon.

Diese Person wohnt hier nicht.

Deze persoon woont hier niet.

Sie ist eine verlässliche Person.

Ze is een betrouwbaar mens.

Paul ist eine nette Person.

Paolo is een vriendelijk persoon.

Tom ist eine unhöfliche Person.

Tom is een onbeleefd persoon.

Diese Person möchte ein Buch lesen,

Hij probeert een boek te lezen,

Er ist eine gut informierte Person.

Hij is een goed geeïnformeerd persoon.

- Ist noch Platz für eine weitere Person?
- Ist da noch Platz für eine weitere Person?

Is er ruimte voor nog iemand?

- Ich habe nur eine Person am Strand gesehen.
- Ich sah nur eine Person am Strand.

Op het strand heb ik maar een persoon gezien.

Die Person, die nicht hier sein sollte.

de persoon die hier niet hoort te zijn,

Sie überließ einer alten Person ihren Sitz.

Ze gaf haar zitplaats aan een bejaarde.

Wie viel kostet es für eine Person?

Hoeveel is het voor een persoon?

Auf der Straße war keine einzige Person.

- Er was niemand op straat.
- Er was geen levende ziel op straat.

Tom scheint eine freundliche Person zu sein.

Tom lijkt een vriendelijke persoon te zijn.

Du bist die wichtigste Person in meinem Leben.

Je bent de belangrijkste persoon in mijn leven.

- Ich bin eine Person.
- Ich bin ein Mensch.

Ik ben een persoon.

Die Pluralform von „person“ ist „people“, nicht „persons“.

Het meervoud van 'person' is 'people', geen 'persons'.

Tom ist die größte Person, die ich kenne.

Tom is de langste persoon die ik ken.

- Wer ist dieser Mann?
- Wer ist diese Person?

- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?

- Jeder Mensch ist einzigartig.
- Jede Person ist einzigartig.

Iedere persoon is uniek.

Wer ist die intelligenteste Person, die du kennst?

Wie is de slimste persoon die je kent?

Er ist die längste Person in der Klasse.

Hij is de grootste in de klas.

Halten wir die Hand der Person neben uns.

Hou de hand vast van je persoon naast je.

- Dieses Verb wird gewöhnlich nur in der dritten Person benutzt.
- Dieses Verb tritt gewöhnlich nur in der dritten Person auf.

Dit werkwoord wordt gewoonlijk alleen gebruikt in de derde persoon.

Und an jede einzelne Person eine Dankesnachricht zu schicken.

en hun allemaal een bedankbriefje stuur.

Sie sagt nie etwas Schlechtes über eine andere Person.

Ze zegt nooit iets slechts over iemand anders.

Wir müssen für jede Stelle die passende Person aussuchen.

We moeten voor iedere positie de juiste persoon kiezen.

Ich habe noch nie eine dicke vegane Person gesehen.

Ik heb nog nooit een dikke veganist gezien.

Ich bin bis in den Kern eine oberflächliche Person.

Ik ben tot in de kern een oppervlakkige persoon.

So ist der komplette Zugriff auf das Mobiltelefon einer Person

Daarom is een volledige toegang tot iemands telefoon

Tom ist die einzige Person, die diese Arbeit tun kann.

Tom is de enige persoon die dit werk kan doen.

Dieses Verb wird gewöhnlich nur in der dritten Person benutzt.

Dit werkwoord wordt gewoonlijk alleen gebruikt in de derde persoon.

- Er ist eine lebhafte Person.
- Er ist ein aktiver Mensch.

Hij is een actief persoon.

- Wer ist er?
- Wer ist diese Person?
- Wer ist das?

- Wie is deze persoon?
- Wie is dat?
- Wie is het?

Und wo meine Geschichte von einer anderen Person gelesen oder gehört

en waar mijn verhaal, gelezen of gehoord door een ander persoon,

Ich bin nicht die Person, die ich vor zehn Jahren war.

Ik ben niet de persoon die ik tien jaar geleden was.

Nur eine einzige Person steckt wahrscheinlich 12 bis 18 weitere an.

Maar 1 persoon kan wel 12-18 personen infecteren.

Die Person auf der linken Seite ruiniert die Ausgeglichenheit des Bildes.

De persoon aan de linkerzijde verstoort het evenwicht in het beeld.

Es ist nicht die Person, die hässlich ist, sondern die Kleidung.

Het is niet de persoon die lelijk is, maar de kleren.

Denken wir nun an eine Person, die drei Straßen davon entfernt wohnt.

Maar denk eens aan iemand die drie straten verderop woont.

Nein, ich kann Sie nicht reinlassen, es ist eine Person zu viel.

Neen, ik kan u niet binnenlaten. Er is één persoon te veel.

- Ich bin eine Frau.
- Ich bin eine Person.
- Ich bin ein Mensch.

- Ik ben een vrouw.
- Ik ben een persoon.

- Er ist eine sehr gefährliche Person.
- Er ist ein sehr gefährlicher Mann.

Hij is een zeer gevaarlijk man.

- Sie sind die einzige Person, die ich kenne, die diese Frage wahrscheinlich beantworten kann.
- Du bist die einzige Person, die ich kenne, die diese Frage wahrscheinlich beantworten kann.

Jij bent de enige persoon die ik ken die deze vraag waarschijnlijk kan beantwoorden.

- Ist da noch Platz für eine weitere Person?
- Ist für noch jemanden Platz?

Is er ruimte voor nog iemand?

Die letzte Person, der ich meine Idee erzählt habe, dachte, ich wäre bekloppt.

De vorige persoon aan wie ik mijn idee vertelde, dacht dat ik gestoord was.

Aber eine Person kaufte mir die Geschichte meines Sieges über die Trauer nicht ab.

Maar er was één persoon die niet geloofde dat ik mijn verdriet overwonnen had.

- Du kannst einladen, wen du willst.
- Du kannst jede Person einladen, die du magst.

Je mag uitnodigen wie je wilt.

- Du kannst jede Person einladen, die du magst.
- Du darfst einladen, wen du willst.

Je mag uitnodigen wie je wilt.

- Tom ist ein Guter.
- Tom ist ein guter Mensch.
- Tom ist eine gute Person.

Tom is een goede vent.

- Trage deinen Namen in der Liste ein und reiche sie an die nächste Person weiter.
- Vermerken Sie Ihren Namen auf der Liste und reichen Sie diese an die nächste Person weiter.

Zet je naam op de lijst en geef hem door aan de volgende persoon.

- Er ist die längste Person in der Klasse.
- Er ist der Größte in der Klasse.

- Hij is de grootste in de klas.
- Hij is de grootste van de klas.

Trage deinen Namen in der Liste ein und reiche sie an die nächste Person weiter.

Zet je naam op de lijst en geef hem door aan de volgende persoon.

Halten Sie einen Abstand von 2 Metern von jeder Person, die ihnen in der Öffentlichkeit begegnet.

Blijf op 1.5 meter afstand van elk persoon die je in het openbaar tegenkomt.

An die Person, die meine Schuhe versteckt hat, während ich auf der Hüpfburg war: „Werde erwachsen!“

Aan de persoon die mijn schoenen verstopt heeft toen ik op het springkasteel was: „Word eens volwassen!”

- Wie alt ist die älteste Person, die du kennst?
- Wie alt ist der älteste dir bekannte Mensch?

Hoe oud is de oudste persoon die je kent?

Hatten Sie innerhalb der letzten 14 Tagen Kontakt zu einer auf SARS-CoV-2 positiv getesteten Person?

- Bent u in de afgelopen 14 dagen in nauw contact geweest met iemand die positief getest is op COVID-19?
- Ben je in de afgelopen 14 dagen in nauw contact geweest met iemand die positief getest is op COVID-19?

Der Schuh, der einer Person passt, drückt einer anderen; es gibt kein Lebensrezept, das für alle passend ist.

De schoen die één perfect past, knelt bij de ander. En zo heeft iedereen ook zijn maat van een bevredigend leven.

Wir haben die Kürbisse geerntet, indem wir sie erst einander zuwarfen und schließlich einer Person auf dem Lieferwagen.

We hebben de pompoenen geoogst door ze naar elkaar te gooien en vervolgens naar iemand op de vrachtwagen.

Wenn die Grippe eine Nettoreproduktionszahl R von 1.3 hat, bedeuted dass, jede Person infiziert 1 oder 2 andere Menschen.

Als de griep een R-naught heeft van 1.3 dan betekent dat, dat elke persoon die ziek is ongeveer 1 of 2 personen kan besmetten.

Man heiratet nicht jemanden, mit dem man leben kann - man heiratet die Person, ohne die man nicht leben kann.

Men trouwt niet met iemand met wie men kan leven - men trouwt met iemand zonder wie men niet kan leven.

- Die Polizei hat die verdächtigte Person festgenommen.
- Die Polizei hat den Verdächtigen festgenommen.
- Die Polizei hat den Tatverdächtigen verhaftet.

De politie arresteerde de verdachte.

Heute früh ist auf dem Fluss bei einem Zusammenstoß zwischen einem Schiff und einer Fähre mindestens eine Person umgekommen. Es ist nicht bekannt, ob neben dem Fährmann noch andere Fahrgäste auf der Fähre waren.

Vanmorgen is bij een aanvaring tussen een binnenvaartschip en een veerpont ten minste één persoon om het leven gekomen. Het is niet bekend of er, behalve de schipper, nog andere opvarenden op de veerpont waren.

Du hast mich gefragt, was und wie viel ich für eine Person benötige, wenn ich dieses Essen zubereite. Erforderlich sind eine halbe Zwiebel, eine halbe Mohrrübe, ein Viertel einer Paprikaschote, ein Achtel einer Fenchelpflanze, ein Viertel einer Banane, eine Pflaume und zwei der röhrenförmigen Blätter des Schnittlauchs. Es werden auch Öl und Gewürze benötigt.

Je vroeg me wat ik nodig heb, en in welke hoeveelheden, voor één persoon, als ik dat eten klaarmaak. Daarvoor heb je nodig: een halve ui, de helft van een wortel, een vierde van een peper, een achtste van een venkel, een vierde van een banaan, een pruim en twee sprietjes bieslook. Bovendien zijn er nog olie en specerijen nodig.