Examples of using "Nähen" in a sentence and their dutch translations:
Kan je naaien?
Ze kan heel goed naaien.
Ze kan heel goed naaien.
Maria kan heel goed naaien.
We naaien met een naald.
Ze vroeg me of ik kan naaien.
- Je kan erg goed naaien.
- Je bent erg goed in naaien.
Tom was aan het hechten.
Maria weet niks van naaien of breien.
Ze vroeg me of ik kan naaien.
Terwijl jij voor me voorleest, kan ik mijn naaiwerk doen.
Tom vroeg me of ik kan naaien.
Er is niet genoeg licht in deze kamer om te kunnen naaien.