Examples of using "Koche" in a sentence and their dutch translations:
Ik kook.
Kook die aardappelen.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.
- Ik kook water.
- Ik ben water aan het koken.
Ik hou van koken.
Kook een ei.
Kook voor me.
- Ik kook niet iedere dag.
- Ik kook niet elke dag.
- Ik maak koffie.
- Ik ben koffie aan het maken.
- Ik ben aan het koken.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.
Kook één ei.