Examples of using "Hahn" in a sentence and their dutch translations:
De haan kraait.
- Er kraait geen haan naar.
- Daar geeft niemand om.
- Niemand geeft er om.
De haan kraait bij dageraad.
Iedere morgen kraait de haan.
Die het geluk vindt die mag het oprapen.
De kraan in de keuken druppelt.
De koe loeit, de haan kraait, het varken knort, de eend kwaakt en de kat miauwt.
De koe zegt "boe", de haan zegt "kukelekuu", het varken zegt "knor", de eend zegt "kwak" en de kat zegt "miauw".
Het dozijn dierentekens in de Chinese dierenriem komen van de elf soorten dieren die in de natuur voorkomen: de rat, de stier, de tijger, de haas, de slang, het paard, het lam, de aap, de haan, de hond, en het varken - en de mythische draak; ze worden gebruikt als een kalender.