Examples of using "Kräht" in a sentence and their dutch translations:
De haan kraait.
- Er kraait geen haan naar.
- Daar geeft niemand om.
- Niemand geeft er om.
De haan kraait bij dageraad.
Iedere morgen kraait de haan.
De koe loeit, de haan kraait, het varken knort, de eend kwaakt en de kat miauwt.