Examples of using "Fahrkarte" in a sentence and their dutch translations:
- Uw ticket, alstublieft.
- Uw kaartje, alstublieft.
Heb je een kaartje?
Vergeet je ticket niet.
Vergeet het kaartje niet.
- Het ticket kost honderd euro.
- Het kaartje kost 100 euro.
Uw kaartje, alstublieft.
Uw kaartje, alstublieft.
Dit kaartje is geldig voor drie dagen.
Het ticket is geldig tot en met maandag.
Een enkeltje naar Boston, alstublieft.
Ik heb geen ticket.
Heb je een kaartje?
- Vergeet je ticket niet.
- Vergeet uw ticket niet.
Dit kaartje is geldig voor drie dagen.
- Uw ticket, alstublieft.
- Uw kaartje, alstublieft.
Vergeet het kaartje niet.
- Het kaartje kost 100 euro.
- Het toegangskaartje kost honderd euro.
Je hoeft alleen maar op het knopje te drukken om een kaartje te krijgen.
Waar kan ik een kaartje kopen?
Heb je een kaartje?
Het ticket is geldig tot en met maandag.