Examples of using "Danken" in a sentence and their dutch translations:
Ik moet je eigenlijk bedanken.
Wij danken u.
- Graag gedaan.
- Tot uw dienst.
Ik moet hem bedanken.
Je moet mij bedanken.
Hij moet mij bedanken.
Ze zouden me moeten bedanken.
- Hij zou u moeten danken.
- Hij zou je moeten bedanken.
Je moet Tom bedanken.
Ik kan u niet te veel danken.
Het team vrijwilligers dat het evenement van vandaag mogelijk maakte,
U moet ons niet bedanken.
Ik kan u niet genoeg bedanken.
Je buren zullen je dankbaar zijn.
Ik kan hem niet genoeg bedanken.
- "Bedankt." "Graag gedaan."
- "Dank u." "Geen dank."
- Graag gedaan.
- Tot uw dienst.
- Niets te danken!
- Ik weet niet hoe ik u kan danken.
- Ik weet niet hoe ik jullie kan danken.
- Ik weet niet hoe ik u kan danken.
- Ik weet niet hoe ik jullie kan danken.
Ik weet niet hoe ik u kan danken.
Wij danken het publiek voor de aandacht.
- "Bedankt." "Graag gedaan."
- "Dank u." "Geen dank."
Ik zou jullie nogmaals willen bedanken voor alles.
Ik weet niet hoe ik u kan danken.
Je hoeft me daarvoor niet te bedanken.
"Dank je." "Graag gedaan."
"Bedankt." "Graag gedaan."
- Graag gedaan.
- Tot uw dienst.
- Niets te danken!
Ik zou deze gelegenheid willen aangrijpen om je te bedanken.
Je bent vergeten om Tom voor dat cadeau te bedanken. Klopt dat?
Ik moet hem bedanken.
- Graag gedaan.
- Tot uw dienst.
- Niets te danken!
- Graag gedaan!
- Geen dank.
Graag gedaan!
- Graag gedaan.
- Tot uw dienst.
- 't Is niks.
- Niets te danken!
- Geen dank.
"Bedankt." "Graag gedaan."
Allereerst wil ik u bedanken voor de gastvrijheid.
U moet ons niet bedanken.