Examples of using "Badezimmer" in a sentence and their dutch translations:
Waar is de badkamer?
De badkamer is boven.
Mary brengt uren in de badkamer door.
Bill zingt vaak in de badkamer.
- Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.
- Ik moet onmiddellijk de badkamer schoonmaken.
Mijn vader is zich aan het scheren in de badkamer.
De wc is aan het einde van de gang.
Waar is de badkamer?
De handdoek is in de badkamer.
Maria kwam uit de badkamer met alleen een handdoek om.
- Waar is het toilet?
- Waar is de wc?
- Waar is de badkamer?
Waar is het toilet?
Er zijn 3 slaapkamers, een keuken, een eetkamer, een salon en een badkamer.