1. Home
  2. Translation in context
  3. German-Dutch
  4. Ausgemacht

Translation of "Ausgemacht" in Dutch

0.006 sec.

Examples of using "Ausgemacht" in a sentence and their dutch translations:

Wer hat das Licht ausgemacht?

- Wie deed het licht uit?
- Wie heeft het licht uitgedaan?

Ich habe das Licht nicht ausgemacht.

Ik heb het licht niet uitgedaan.

- Wer hat das Licht ausgeschaltet?
- Wer hat das Licht ausgemacht?

- Wie deed het licht uit?
- Wie heeft het licht uitgedaan?

- Hast du den Herd ausgestellt?
- Hast du den Ofen ausgemacht?

Heb je het fornuis uitgezet?

- Hast du den Herd ausgestellt?
- Hast du den Ofen ausgeschaltet?
- Hast du den Ofen ausgemacht?

Heb je het fornuis uitgezet?