Translation of "Savais" in Dutch

Je savais.

Ik wist het.

Je ne savais pas que tu savais cuisiner.

Ik wist niet dat je kon koken.

Je le savais !

Ik wist het!

Je le savais.

- Ik wist het.
- Ik heb het geweten.

Savais-tu cela ?

- Wist je dat?
- Wist jij dit?

« Je le savais déjà. »

"Dat wist ik al wel."

Je ne savais pas,

Ik wist het niet.

Je ne savais rien.

Ik wist niets.

Je savais qu'il accepterait.

Ik wist dat hij zou accepteren.

- Je ne savais pas.
- Je l'ignorais.
- Je ne le savais pas.

- Dat wist ik niet.
- Ik wist dit niet.

- Je savais que tu me reviendrais.
- Je savais que tu reviendrais vers moi.
- Je savais que vous reviendriez vers moi.
- Je savais que vous me reviendriez.

Ik wist dat je bij me terug zou komen.

- Je savais qu'il mentait.
- Je savais qu'il était en train de mentir.

Ik wist dat hij loog.

- Je savais qu'aujourd'hui serait amusant.
- Je savais que ça serait amusant aujourd'hui.

Ik wist wel dat het vandaag leuk ging worden.

Mais je savais quoi répondre.

en dat ik zelfs iets wist te antwoorden.

Je savais que tu viendrais.

Ik wist wel dat je zou komen.

Je savais qu'aujourd'hui serait amusant.

Ik wist wel dat het vandaag leuk ging worden.

Tu ne le savais pas ?

Wist je dat niet?

- Elle m'a demandé si je savais coudre.
- Elle me demanda si je savais coudre.
- Elle me demandait si je savais coudre.

Ze vroeg me of ik kan naaien.

- Elle m'a demandé si je savais coudre.
- Elle me demanda si je savais coudre.

Ze vroeg me of ik kan naaien.

- Je savais que tu allais demander ça.
- Je savais que vous alliez demander cela.

Ik wist dat je dat ging vragen.

- Je savais que vous sèmeriez la pagaille.
- Je savais que tu gâcherais les choses.

Ik wist dat je het ging verprutsen.

- Je savais qu'ils étaient sur la liste.
- Je savais qu'elles étaient sur la liste.

Ik wist dat ze op de lijst stonden.

- Tu savais pas que Tom était gay ?
- Tu savais pas que Tom était homo ?

- Wist je niet dat Tom gay is?
- Wist je niet dat Tom homo is?

- Savais-tu cela ?
- Saviez-vous cela ?

- Wist je dat?
- Wist u dat?
- Wisten jullie dat?

Je savais cela depuis longtemps déjà.

Ik wist dat al sinds lange tijd.

Je ne savais pas ce truc.

Die truc kende ik niet.

Je savais que Tom était mort.

Ik wist dat Tom dood was.

Je ne savais pas où aller.

Ik wist niet waar ik heen moest gaan.

Je savais qu'il était temps d'arrêter.

Ik wist dat het tijd was om te stoppen.

- Je ne savais pas qu'il buvait autant.
- Je ne savais pas qu'il avait autant bu.

Ik wist niet dat hij zoveel gedronken had.

- Je savais que l'on pouvait te faire confiance.
- Je savais que je pouvais compter sur toi !
- Je savais que je pouvais compter sur vous !

Ik wist dat ik je kon vertrouwen.

- Je savais que vous reviendriez, tôt ou tard.
- Je savais que tu reviendrais, tôt ou tard.

Ik wist dat je vroeg of laat terug zou komen.

- Je ne savais pas que tu étais dentiste.
- Je ne savais pas que vous étiez dentiste.

- Ik wist niet dat je een tandarts was.
- Ik wist niet dat u een tandarts was.

- Je savais que tu saurais où trouver Tom.
- Je savais que vous sauriez où trouver Tom.

Ik wist dat je wist waar men Tom kan vinden.

- Si je le savais, je te le dirais.
- Si je le savais, je vous le dirais.

- Als ik het wist, zou ik het je zeggen.
- Als ik het wist, zou ik het u zeggen.

- Je savais quelque chose que Tom ne savait pas.
- Je savais quelque chose que Tom ignorait.

Ik wist iets wat Tom niet wist.

Je ne savais pas que tu viendrais.

Ik wist niet dat je zou komen.

- Tu savais pas ?
- T’étais pas au courant ?

Wist je dat niet?

Je ne savais pas qu'il était là.

- Ik wist niet dat hij er was.
- Ik wist het niet, dat ie daar was.
- Ik wist niet dat hij daar was.

Je ne savais pas d'où ça venait.

Ik wist niet waar het vandaan kwam.

- Je l'ignorais.
- Je ne le savais pas.

- Dat wist ik niet.
- Ik wist dit niet.

Si seulement je savais comment le faire !

Als ik maar wist hoe ik dat moet doen!

Elle m'a demandé si je savais coudre.

Ze vroeg me of ik kan naaien.

Je savais que ce n'était qu'un malentendu.

Ik wist dat het slechts een misverstand was.

Je savais que je l'avais vu auparavant.

Ik wist dat ik het al vroeger gezien had.

Je savais que tu ne viendrais pas.

Ik wist dat je niet ging komen.

Je savais que Tom serait en retard.

Ik wist dat Tom laat zou zijn.

Je savais que ça serait amusant aujourd'hui.

Ik wist wel dat het vandaag leuk ging worden.

Vous vous dites : « Ouais, je le savais déjà. »

denk je: "Ja, maar dat wist ik wel."

Car je savais que nous pouvions mieux faire.

omdat ik wist dat het beter kon.

Je le savais ! Vous voulez faire un igloo.

Ik wist het. Je wil dat ik een iglo maak.

Je savais que je devais réagir, mais comment ?

Ik wist dat ik moest reageren, maar hoe?

Au début je ne savais pas quoi faire.

In het begin wist ik niet wat te doen.

Si je le savais, je vous le dirais.

- Als ik het wist, zou ik het je zeggen.
- Als ik het wist, zou ik het u zeggen.

Je savais que l'on pouvait te faire confiance.

Ik wist dat ik je kon vertrouwen.

- Je n'ai rien su.
- Je ne savais rien.

- Ik wist van niets.
- Ik wist niets.

Je ne savais pas cela à cette époque.

Dat wist ik toen niet.

Je ne savais pas qu'il avait autant bu.

Ik wist niet dat hij zoveel gedronken had.

Je ne savais pas que vous me cherchiez.

Ik wist niet dat jullie me zochten.

Je savais que je pouvais compter sur toi !

Ik wist dat ik op je kon rekenen.

Si je le savais, je te le dirais.

Als ik het wist, zou ik het u zeggen.

Je savais que tu reviendrais, tôt ou tard.

Ik wist dat je vroeg of laat terug zou komen.

Je ne savais pas que j'avais été adopté.

Ik wist niet dat ik geadopteerd was.

Je ne savais pas que Tom me détestait.

Ik wist niet dat Tom me haatte.

Je savais que Tom n'attendrait pas sa sœur.

Ik wist dat Tom niet op zijn zus zou wachten.