Examples of using "Panne" in a sentence and their dutch translations:
Ik had panne.
Ik had panne.
- Deze klok doet het niet.
- Deze klok is kapot.
De machine is buiten bedrijf.
De server werkt niet.
De bus is kapot!
Mijn koelkast doet het niet meer.
- Onze tv doet het niet.
- Onze tv is kapot.
- Mijn auto is kapot.
- Mijn auto is stuk.
De douche is stuk.
De server is alweer platgevallen.
Dat lijkt defect te zijn.
Is de bus kapot?
- De geldautomaat is defect.
- De geldautomaat is buiten werking.
Midden op het kruispunt vielen we zonder benzine.
- Mijn auto is kapot.
- Mijn auto is stuk.
- Mijn auto is defect.
Ik kon je niet bellen. De telefoon was kapot.
Twitter is weer uitgevallen.
Onze benzine is op.
Hij zei: "Mijn auto is altijd defect."
De machine is buiten bedrijf.
De douche is stuk.
Tom zat zonder benzine en kwam daardoor te laat op de vergadering.
Hij was zo goed mij zijn auto te lenen toen de mijne defect was.
- Onze benzine is op.
- We hadden geen benzine meer.