Translation of "End" in Dutch

- Bon week-end.
- Bonne fin de semaine.
- Bon week-end !

- Goed weekeinde.
- Prettig weekend!

- Qu'avez-vous fait du week-end ?
- Qu'as-tu fait du week-end ?
- Qu'as-tu fait le week-end ?

Wat heb je het weekend gedaan?

- Je suis l'infirmière du week-end.
- Je suis l'infirmier du week-end.

Ik ben de weekendverpleegkundige.

Bonne fin de week-end!

- Geniet van de rest van het weekeind!
- Geniet van de rest van het weekend!

- Quels sont tes projets pour le week-end ?
- Quels sont vos projets pour le week-end ?
- Qu'avez-vous prévu ce week-end ?

Wat zijn jouw plannen voor dit weekend?

J'ai beaucoup appris ce week-end.

Ik heb dit weekend veel geleerd.

Qu'as-tu fait, ce week-end ?

- Wat hebt ge tijdens het weekend gedaan?
- Wat heb je het weekend gedaan?

Tu es libre, ce week-end ?

Ben je vrij dit weekend?

J'ai hâte d'être ce week-end.

Ik kan niet wachten op dat weekeind.

- Bon week-end.
- Bonne fin de semaine.
- Passez une excellente fin de semaine.
- Bon week-end !

- Goed weekeinde.
- Prettig weekend!

- Quels sont tes plans pour le week-end ?
- Quels sont vos plans pour le week-end ?

- Wat ben je van plan voor het weekend?
- Wat zijn je plannen voor het weekend?

- Quels sont tes projets pour le week-end ?
- Quels sont tes plans pour le week-end ?

Wat ben je van plan voor het weekend?

- Mon épouse est partie pour le week-end.
- Ma femme est partie pour le week-end.

Mijn vrouw is het weekend weg.

- Je dois acheter une bagnole ce week-end.
- Je dois acheter une voiture ce week-end.

Ik moet dit weekend een auto kopen.

- Bon week-end.
- Bonne fin de semaine.

- Goed weekeinde.
- Prettig weekend!

Je n'aime pas travailler le week-end.

Ik werk niet graag in de weekends.

J'irai à Izu pendant le week-end.

Ik heb van plan naar Izu te gaan tijdens het weekend.

Tom est là pour le week-end.

Tom is hier voor het weekend.

Quels sont tes plans pour le week-end ?

- Wat ben je van plan voor het weekend?
- Wat zijn je plannen voor het weekend?

J'ai passé le week-end avec mes amis.

Ik bracht het weekend met mijn vrienden door.

Je dois acheter une bagnole ce week-end.

Ik moet dit weekend een auto kopen.

J'ai organisé un dîner, le week-end dernier.

Ik ging vorig weekend uit eten.

Es-tu sorti en boîte ce week-end ?

Ben je naar een nachtclub geweest dit weekend?

Vous avez des projets pour ce week-end ?

Heb je plannen voor dit weekend?

Nous vous souhaitons un très bon week-end !

We wensen jullie een heel fijn weekend!

- Bon week-end.
- Passez une excellente fin de semaine.

Prettig weekend!

Je dois laver beaucoup de choses ce week-end.

Ik moet een boel wassen in het weekend.

Nos plans pour le week-end étaient en suspens.

Onze weekendplannen waren opgeschort.

- Quels sont vos projets pour le weekend ?
- Quels sont tes projets pour le week-end ?
- Quels sont tes plans pour le week-end ?

- Wat ben je van plan voor het weekend?
- Wat zijn je plannen voor het weekend?

Tom va organiser une fête de Noël le week-end prochain.

Tom gaat volgend weekend een kerstfeestje geven.

Non, je ne peux pas. Je suis prise tout le week-end.

Nee, ik kan niet. Ik ben het hele weekend bezet.

- Êtes-vous libre ce week-end ?
- Es-tu libre ce week-end ?

Ben je vrij dit weekend?

- Quels sont vos projets pour le weekend ?
- Quels sont tes plans pour le week-end ?

- Wat ben je van plan voor het weekend?
- Wat voor plannen heb je voor het weekend?
- Wat zijn je plannen voor het weekend?

- Mon père rentre à la maison ce week-end.
- Mon père rentre à la maison cette fin de semaine.

- Mijn vader komt dit weekend naar huis.
- Mijn vader komt dit weekend thuis.

- Avez-vous passé un bon week-end ?
- Avez-vous passé une bonne fin de semaine ?
- Avez-vous passé un bon week-end ?

Hebt ge een aangenaam weekend gehad?

- Nous n'avions pas l'intention de rester toute la fin de semaine, ça s'est fait spontanément.
- Nous n'avions pas prévu de rester le week-end, ça s'est fait spontanément.

We waren niet van plan om het weekend te blijven, het was spontaan.