Translation of "Win" in Dutch

0.013 sec.

Examples of using "Win" in a sentence and their dutch translations:

A win is a win!

Een overwinning is een overwinning!

We'll win.

- We zullen winnen.
- We winnen wel.

I'll win.

Ik zal winnen.

Another win.

Nog een overwinning.

You win.

- Jullie hebben gewonnen.
- U heeft gewonnen.

- We will win the day.
- We'll win.

We winnen wel.

- I want to win.
- We want to win.

Ik wil winnen.

Did I win?

Heb ik gewonnen?

Did you win?

Heb je gewonnen?

Who will win?

Wie gaan er winnen?

Did Tom win?

Heeft Tom gewonnen?

Tom can't win.

Tom kan niet winnen.

Tom didn't win.

Tom heeft niet gewonnen.

They did win.

- Ze hebben daadwerkelijk gewonnen.
- Ze wonnen daadwerkelijk.

I can win.

Ik kan winnen.

I didn't win.

Ik heb niet gewonnen.

We always win.

Wij winnen altijd.

- You can't win them all.
- You can't win all the time.
- You can't win every time.

Je kunt niet altijd winnen.

You win a lot.

...win je veel.

Which team will win?

Welk team zal winnen?

We ought to win.

We zouden moeten winnen.

Let them win one.

Laat ze eentje winnen.

I want to win.

Ik wil winnen.

They expect to win.

Ze verwachten te winnen.

I hope we win.

Ik hoop dat we winnen.

We needed a win.

We hadden een overwinning nodig.

Don't let them win.

Laat hen niet winnen.

- You've won!
- You win!

- Jij wint!
- U wint!
- Jullie winnen!
- Je hebt gewonnen!
- U heeft gewonnen!
- Jullie hebben gewonnen!

We've got to win.

We moeten winnen.

Did Tom really win?

Heeft Tom echt gewonnen?

Tom swore he'd win.

Tom zwoer dat hij zou winnen.

Tom planned to win.

Tom was van plan om te winnen.

- Who will win the gold?
- Who will win the gold medal?

Wie gaat de gouden medaille winnen?

- Tom knows that he can win.
- Tom knows he can win.

Tom weet dat hij kan winnen.

- Tom knows that Mary didn't win.
- Tom knows Mary didn't win.

Tom weet dat Mary niet heeft gewonnen.

- Tom believes that Mary can win.
- Tom believes Mary can win.

Tom gelooft dat Maria kan winnen.

- I think Tom is going to win.
- I think Tom will win.

Ik denk dat Tom zal winnen.

- He said he might not win.
- She said she might not win.

Hij zei dat hij misschien niet zou winnen.

- I think Tom is going to win.
- I think Tom will win.
- I think that Tom is going to win.

Ik denk dat Tom zal winnen.

Bill will win, won't he?

Bill gaat winnen, nietwaar?

He predicted she would win.

Hij voorspelde dat ze zou winnen.

Did you win the trophy?

Heb je de trofee gewonnen?

Did you win the case?

Heb je de zaak gewonnen?

I want Tom to win.

Ik wil dat Tom wint.

We can win this war.

We kunnen deze oorlog winnen.

- Did you win?
- You won?

Heb je gewonnen?

I want her to win.

Ik wil dat zij wint.

I want him to win.

Ik wil dat hij wint.

Soft words win hard hearts.

Een vriendelijk woord bereikt meer dan brute kracht.

Let me win for once.

Laat mij ook eens een keertje winnen.

I just want to win.

Ik wil gewoon winnen.

We really want to win.

We willen echt winnen.

Do you want to win?

Willen jullie winnen?

You can't win them all.

Je kunt niet altijd winnen.

Why didn't Tom win today?

Waarom heeft Tom vandaag niet gewonnen?

I'm sure Tom can't win.

Ik weet zeker dat Tom niet kan winnen.

I'd never let Tom win.

Ik zou Tom nooit laten winnen.

Every time I win less.

Iedere keer verdien ik minder.

We didn't let Tom win.

We lieten Tom niet winnen.

We can't let him win.

We kunnen hem niet laten winnen.

We just want to win.

We willen gewoon winnen.

- I don't think Tom can win.
- I don't think that Tom can win.

Ik denk niet dat Tom kan winnen.

- They said that they tried to win.
- They said they tried to win.

Ze zeiden dat ze probeerden te winnen.

- They told us that they could win.
- They told us they could win.

Ze vertelden ons dat ze zouden kunnen winnen.

You may or may not win.

Je kunt winnen of niet.

Which team is likely to win?

Welk team zal waarschijnlijk winnen?

Which team will win the game?

Welk team zal de wedstrijd winnen?

I hope our team will win.

Ik hoop dat ons team wint.

Don't even bother, he'll win anyway.

Doe geen moeite, hij wint toch.

- You've won!
- You've won.
- You win!

- Je hebt gewonnen!
- U heeft gewonnen!
- Jullie hebben gewonnen!

You can't win all the time.

Je kunt niet altijd winnen.

Do you really want to win?

Wil je echt winnen?

Who will win the World Cup?

Wie zal het WK winnen?