Examples of using "Studying" in a sentence and their dutch translations:
- Hij studeert.
- Hij is aan het studeren.
Tom is aan het studeren.
We studeren.
Stop met studeren!
Hij is aan het studeren.
- Begin te studeren.
- Begin met studeren.
- Ga studeren.
Ik leer Perzisch.
Ik studeer.
Wij leren Spaans.
Studeren jullie?
- Ik studeer Frans.
- Ik ben Frans aan het studeren.
- We zijn Frans aan het studeren.
- We studeren Frans.
Je studeerde.
Maria studeerde.
- We waren aan het studeren.
- We studeerden.
Ze studeerden.
Ik studeer.
Ik haat studeren.
Ik ben voortdurend aan het studeren.
- Hij studeert Chinees.
- Hij leert Chinees.
Wij studeren muziek.
Ik studeer Farsi.
Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.
Ik leer Perzisch.
Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.
Carol studeert Spaans.
Ik leer graag Engels.
Wat studeer je?
Hij studeert landbouw.
Ik leer Perzisch.
Hij is altijd aan het leren.
Ik hou niet van studeren.
Ik hou van talen leren.
Ik blijf talen leren.
Waarom studeer je?
Ik hou van talen leren.
Misschien was Tom aan het studeren.
Studeert u Engels?
Waar studeer je?
Tom studeert Frans.
Talen leren is geweldig.
Sami begon islam te studeren.
Ik wist dat Tom aan het studeren was.
Ik ben aan het leren voor een toets.
Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.
Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.
Stop met tv kijken en ga studeren!
Waarom begon ze Tamazight te studeren?
Ik bestudeer graag wilde bloemen.
Ik studeer economie aan de universiteit.
- Waarom studeer je Italiaans?
- Waarom studeert u Italiaans?
- Waarom studeren jullie Italiaans?
Hij studeert ook Chinees.
Ben je begonnen Frans te studeren?
Ik studeer heel graag Frans.
- Hij kijkt televisie voordat hij gaat studeren.
- Hij kijkt televisie alvorens te studeren.
Studeert u nog Frans?
Studeren is het werk van de student.
Ik heb besloten door te studeren.
Ik heb geen zin om te studeren.
Ik leer geen Frans meer.
Welke talen studeer je?
Waarom studeer je Duits?
Ik heb het nooit leuk gevonden om Frans te leren.
Waarom ben ik IJslands aan het studeren?
Tom is nu aan het leren in zijn kamer.
Maak geen geluid. Ik ben aan het studeren.
- Ik studeer het Engels.
- Ik studeer Engels.
Ze studeert Engels.