Translation of "Studying" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "Studying" in a sentence and their dutch translations:

- He's studying.
- He is studying.

- Hij studeert.
- Hij is aan het studeren.

- Tom's studying.
- Tom is studying.

Tom is aan het studeren.

- We are studying.
- We're studying.

We studeren.

Stop studying!

Stop met studeren!

He's studying.

Hij is aan het studeren.

Start studying.

- Begin te studeren.
- Begin met studeren.
- Ga studeren.

- I am studying Persian.
- I'm studying Farsi.

Ik leer Perzisch.

- I am studying.
- I study.
- I'm studying.

Ik studeer.

- We are studying Spanish.
- We're studying Spanish.

Wij leren Spaans.

Are you studying?

Studeren jullie?

I'm studying French.

- Ik studeer Frans.
- Ik ben Frans aan het studeren.

We're studying French.

- We zijn Frans aan het studeren.
- We studeren Frans.

You were studying.

Je studeerde.

Mary was studying.

Maria studeerde.

We were studying.

- We waren aan het studeren.
- We studeerden.

They were studying.

Ze studeerden.

I am studying.

Ik studeer.

I hate studying.

Ik haat studeren.

I'm constantly studying.

Ik ben voortdurend aan het studeren.

He's studying Chinese.

- Hij studeert Chinees.
- Hij leert Chinees.

We're studying music.

Wij studeren muziek.

I'm studying Farsi.

Ik studeer Farsi.

- He's studying history at university.
- He is studying history at the university.
- He's studying history at college.
- He's studying history in college.

Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.

- I am studying Persian.
- I am studying the Persian language.

Ik leer Perzisch.

- He's studying history at university.
- He is studying history at the university.
- He's studying history at college.

Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.

Carol is studying Spanish.

Carol studeert Spaans.

I like studying English.

Ik leer graag Engels.

What are you studying?

Wat studeer je?

He is studying agriculture.

Hij studeert landbouw.

I am studying Persian.

Ik leer Perzisch.

He is always studying.

Hij is altijd aan het leren.

I don't like studying.

Ik hou niet van studeren.

I love studying languages.

Ik hou van talen leren.

I keep studying languages.

Ik blijf talen leren.

Why are you studying?

Waarom studeer je?

I like studying languages.

Ik hou van talen leren.

Maybe Tom was studying.

Misschien was Tom aan het studeren.

Are you studying English?

Studeert u Engels?

Where are you studying?

Waar studeer je?

Tom is studying French.

Tom studeert Frans.

Studying languages is awesome.

Talen leren is geweldig.

Sami started studying Islam.

Sami begon islam te studeren.

- I knew Tom was studying.
- I knew that Tom was studying.

Ik wist dat Tom aan het studeren was.

- I am studying for a test.
- I'm studying for a test.

Ik ben aan het leren voor een toets.

- He is studying history at the university.
- He's studying history at college.

Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.

- He is studying history at the university.
- He's studying history in college.

Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.

- Stop watching TV and start studying!
- Stop watching TV and start studying.

Stop met tv kijken en ga studeren!

- Why did she start studying Berber?
- Why did she start studying Tamazight?

Waarom begon ze Tamazight te studeren?

I like studying wild flowers.

Ik bestudeer graag wilde bloemen.

I'm studying economics at university.

Ik studeer economie aan de universiteit.

Why are you studying Italian?

- Waarom studeer je Italiaans?
- Waarom studeert u Italiaans?
- Waarom studeren jullie Italiaans?

He is also studying Chinese.

Hij studeert ook Chinees.

Have you begun studying French?

Ben je begonnen Frans te studeren?

I really enjoy studying French.

Ik studeer heel graag Frans.

He watches television before studying.

- Hij kijkt televisie voordat hij gaat studeren.
- Hij kijkt televisie alvorens te studeren.

Are you still studying French?

Studeert u nog Frans?

Studying is a student's work.

Studeren is het werk van de student.

I've decided to continue studying.

Ik heb besloten door te studeren.

I don't feel like studying.

Ik heb geen zin om te studeren.

I'm no longer studying French.

Ik leer geen Frans meer.

What languages are you studying?

Welke talen studeer je?

Why are you studying German?

Waarom studeer je Duits?

I never enjoyed studying French.

Ik heb het nooit leuk gevonden om Frans te leren.

Why am I studying Icelandic?

Waarom ben ik IJslands aan het studeren?

- Tom is now studying in his room.
- Tom is studying in his room now.

Tom is nu aan het leren in zijn kamer.

Don't make any noise, I'm studying.

Maak geen geluid. Ik ben aan het studeren.

- I'm studying English.
- I study English.

- Ik studeer het Engels.
- Ik studeer Engels.

- She studies English.
- She's studying English.

Ze studeert Engels.